Translate

dinsdag 20 juni 2023

Indrukwekkend boek van Patrick Dassen over de Weimarrepubliek laat een paar vragen achter over de kwetsbaarheid van de democratie en de machtsovername door Hitler


BOEK
Patrick Dassen  De Weimarrepubliek 1918 - 1933. Over de kwetsbaarheid van de democratie. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam. Zesde druk, januari 2023.


'Het had ook anders kunnen lopen'. Je voelt de pijn van de auteur, er had zo veel meer ingezeten voor de Weimarrepubliek. De eerste democratie op Duitse bodem heeft slechts veertien jaar bestaan. In een indrukwekkend en vuistdik boek beschrijft Dassen het verloop van deze jaren, verdeeld over drie perioden. Allereerst een chaotische en gewelddadige periode van het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 tot 1923. Gevolgd door de jaren van herstel, culturele bloei en stabiliteit van 1924 - 1929. En tot slot de economische crisis en de opkomst van het nazisme van 1930 - 1933. Ik zet mijn zes belangrijkste inzichten en een tweetal reflecties op een rij. Wat ik van het boek vond? Verrijkend, indrukwekkend, overrompelend. Met hier en daar wat vragen over de twee onderwerpen die ik bij mijn reflecties bespreek.





flap voorzijde boek


1.    Inzichten

a.    Na de Eerste Wereldoorlog ging het geweld gewoon door

Je zou misschien verwachten dat het geweld na afloop van de Eerste Wereldoorlog in 1918 ten einde was. Temeer omdat er onder de Duitse bevolking geen draagvlak meer voor de oorlog was en ook het leger er eigenlijk wel genoeg van had. Niets was minder waar, het geweld ging onverminderd door. Overigens niet alleen in Duitsland, ook in andere landen van Centraal-, Oost- en Zuidoost-Europa. In Duitsland vormde de nieuwe Weimarrepubliek, ontstaan als gevolg van de revolutie waarbij een einde was gemaakt aan het Tweede Duitse Keizerrijk (1871 - 1918) en aan de macht van keizer Wilhelm II, het brandpunt van dit geweld. Volgens Dassen kwam dat ook omdat soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog gewend waren geraakt aan het gebruik van geweld en aan het dehumaniseren van de vijand. Geweld werd een geaccepteerd politiek overtuigingsmiddel.

Dat nam verschillende vormen aan. Soms waren er gewelddadige taferelen tussen soldaten en rebellen, maar niet zelden kwam het initiatief van paramilitaire groeperingen. Zeg maar van knokploegen, niet vallend onder enige militaire hiërarchie. Deze fungeerden op eigen gezag dan wel in opdracht van een regering van de Weimar-republiek. En hadden het dan vaak op de communisten gemunt. Overigens waren de communisten zelf ook geen lieverdjes of pacifisten.
'De communisten ontkennen niet dat alleen geweld, de burgeroorlog in zijn meest ruwe vorm de heersende klassen ten val zal brengen. Het proletarisch geweld is onvermijdelijk, zolang het burgerlijk geweld van de minderheid de brede volksmassa's uitbuit en knecht'. (p. 153)
Kort en goed. De eerste vijf jaren na de Eerste Wereldoorlog bleven bloederig.


b.    Onzichtbare invloed achter de schermen

Natuurlijk, in de Weimar-republiek waren een paar hoofdrolspelers. Zoals bijvoorbeeld president Ebert. En bij de afbraak van de republiek was niemand minder dan Hitler een belangrijke figuur. Maar Dassen laat overtuigend zien hoe zelfs Hitler in 1933 voor zijn benoeming tot rijkskanselier, uiteindelijk ook maar een marionet was. Een instrument in handen van de conservatieve adel, bestaande uit de oude elite van het Tweede Duitse Keizerrijk en de grootindustriëlen. Die had achter de schermen werkelijk de touwtjes in handen. Haar invloed deed zich gedurende alle jaren van de Weimar-republiek gelden. Tot de definitieve machtsovername door Hitler in januari 1933, toen was het ook voor de adel 'over en uit'.

Hoe stelden deze lieden hun belangen veilig? Zij werden gedreven door angst voor de communisten, voor een bolsjewistische revolutie met haar bijbehorende dictatuur van het proletariaat. Deze zou alleen maar leiden tot een radicale herverdeling van eigendommen. En die wilde de adel koste wat het kost voorkomen. Achter de schermen oefende zij haar invloed uit op de legerleiding. Dat leidde op 10 november 1918 tot de beroemde deal van militair opperbevelhebber Groener met president Ebert. Want ook die laatste was als de dood voor de communisten en de burgeroorlog die zij konden ontketenen. Volgens Dassen heeft deze ijzeren houdgreep van adel, leger en regering een werkelijke democratisering van de republiek verhinderd.


c.    Relatief onbekende hoofdrolspelers

Volgens de auteur waren er tijdens de Weimar-republiek vier bepalende hoofdrolspelers. Voor mij waren dat, zeker in vergelijking tot iemand als Hitler, relatief onbekende figuren. Enerzijds Rathenau en Stresemann, beiden zeer constructieve krachten voor de Weimar-Republiek. Anderzijds Von Schleicher en Hugenberg voor wie Dassen geen goed woord over heeft.

Rathenau was een Jood maar bovenal über-loyaal aan Duitsland. Als minister stond hij voor de zogeheten Erfüllungspolitik. Door de naleving van de bepalingen van het Verdrag van Versailles wilde hij de geallieerden de onuitvoerbaarheid hiervan laten zien. Deze opstelling heeft hij met zijn leven moeten bekopen. De moord op zijn persoon riep ongekend veel reacties op, zowel van antisemitische zijde als van het verzet hiertegen.

Stresemann was een aanhanger van diezelfde politiek. Als minister van Buitenlandse Zaken heeft hij grote verdiensten gehad. Zo heeft hij de betrekkingen met Frankrijk genormaliseerd na de Franse bezetting van het Ruhrgebied. Volgens Dassen ontwikkelde hij zich tot een pragmaticus en overtuigd democraat die politiek zag als 'de kunst van het haalbare'. In al zijn waardering spaart Dassen hem overigens niet, ook de bedenkelijke kanten van Stresemann passeren de revue. Zo zou hij geen oog hebben gehad voor de Poolse belangen, toenadering hebben gezocht tot Rusland en géén tegenstander zijn geweest van een geheime herbewapening. Herbewapening van Duitsland was verboden als uitvloeisel van het Verdrag van Versailles. Dassen vergeeft hem deze zonden. Deze ziet de auteur als een uitvloeisel van een ingewikkelde balanceertechniek die Stresemann wel moest maken. Zijn eindoordeel over deze staatsman spreekt boekdelen.
"Het is tragisch dat juist de evenwichtige en gezaghebbende politicus Stresemann niet ouder werd dan 51 jaar. Het geeft aan dat toeval -dom toeval: de slechte gezondheid van een persoon- soms een rol kan spelen in de geschiedenis. (...) Er zijn soms momenten in de geschiedenis waarop personen daadwerkelijk het verschil kunnen maken, en zeker in de zo woelige Weimarrepubliek. Stresemann was zo'n persoon'. (pp. 273 - 274).
Von Schleicher en Hugenberg hebben beiden een sleutelrol gespeeld bij de ondergang van de Weimarrepubliek. Von Schleicher zorgde ervoor dat hij in december 1932 tot rijkskanselier werd benoemd. Volgens Dassen was hij een 'intrigant pur sang'. Von Schleicher wilde van Duitsland een autoritaire staat maken die het leger welgezind was. Daarmee maakte hij een einde aan de scheiding van leger en staat. In januari 1933 verving rijkspresident Von Hinderburg hem door Hitler. De rol van Hugenberg lag in de radicalisering van de rechtse krachten. Hij was daartoe in staat omdat hij als mediamagnaat een groot deel van die media controleerde.


d.    Relatief late maar razendsnelle opkomst van antisemitisme

En toen plots hadden de Joden het gedaan. Waren zij de boeman en kregen de schuld van alles. Dassen laat zien hoe het antisemitisme in Duitsland vóór de Eerste Wereldoorlog beslist niet groter was dan in andere landen. Maar tijdens die oorlog veranderde er iets. De overheid voerde een Jodentelling in, waarna de geruchtenmachine zijn werk ging doen. In de beeldvorming werden de Joden de verraders van het vaderland. Na de oorlog kreeg het antisemitisme de steun van de massa, antisemitisme was niet langer iets verwerpelijks. De strijd om de ondergang van de Weimarrepubliek werd verbonden met de strijd tegen de Joden. Ook politieke partijen keerden zich tegen de Joden, met uitzondering van de sociaaldemocraten.

Hoe kon dit antisemitisme zo plots ontstaan? Dassen voert twee verklaringen aan. De zogeheten Dolkstootlegende en de toenemende emancipatie van de Joden. De eerste staat voor de mythe dat de nederlaag van Duitsland in de oorlog niet te wijten was aan de militairen, maar aan verraders aan het thuisfront. Daartoe behoorden de Joden. Deze legende vormde een legitimatie voor de vijandbeelden jegens hen. De emancipatie ziet op het proces waarbij de Joden van outsider tijdens het Keizerrijk transformeerden naar insider in de Weimarrepubliek. Anders gesteld: de Joden bezetten plots de belangrijke baantjes. Dat zette kwaad bloed, aldus Dassen. 

En de Joden zelf? Die werkten keurig en succesvol aan hun eigen integratie in de Duitse samenleving. Interessant is dat het groeiende antisemitisme voor veel Duitse burgers geen motief was om zich te bekeren tot het nazisme. Die motieven waren veeleer gelegen in het bestrijden van de negatieve gevolgen van de economische crisis. Zelfs Hitler benadrukte in zijn beginjaren het antisemitisme niet of nauwelijks. In zijn speeches zette hij volop in op de Volksgemeinschaft: het over sociale klassen heen overbruggen van tegenstellingen en het creëren van een gevoel van gemeenschappelijkheid. De grootschalige en systematische uitroeiing van de Joden vond eerst plaats nadat Hitler aan de macht was gekomen. En valt dus buiten het bestek van de Weimarrepubliek.


e. Keiharde en naïeve communisten

In de Weimarrepubliek leefde veel haat tegen 'links', bestaande uit de communisten en sociaaldemocraten. Deze haat gold overigens vooral de communisten. Dassen is buitengewoon kritisch op hun rol. Hij plaatst de communisten in dezelfde categorie als Von Schleicher en Hugenberg: zij genieten de twijfelachtige eer om betekenisvol bijgedragen te hebben aan de ondergang van de republiek. De auteur verwijt de communisten vooral oerstom politiek gedrag en geen enkel gevoel of oog voor politieke haalbaarheid. Integendeel. Zij waren compromisloos. De communisten hielden er een eendimensionaal wereldbeeld op na waarin de communistische wereldrevolutie centraal stond. Rusland had een grote vinger in de pap bij de Duitse communisten.

Het resultaat van dat alles? Niet één succesvolle couppoging en een daling van het ledental, hoewel de Kommunistische Partei Deutschland (KPD) tot in de laatste jaren van de Weimarrepubliek een politieke factor van belang bleef. Maar het belangrijkste van alles: door de sociaaldemocraten van zich te vervreemden bereikten zij uiteindelijk het tegendeel van wat zij beoogden. De communisten stond een Sovjet-Duitsland voor ogen, maar kregen een door de nazi's gedomineerd Duitsland dat een keiharde strijd voerde tegen de communisten en het marxisme.


f.    Continuïteit en discontinuïteit

Dassen laat mooi zien hoe onze geschiedenis zich vormt door een combinatie van continuïteit en discontinuïteit. Van lange doorlopende historische lijnen enerzijds en toeval, kronkels, tegenstrijdigheden en nuances anderzijds.

De continuïteit illustreert hij vooral aan de hand van de reeds genoemde oude adel. Deze institutie is weerbarstig en laat haar belangen niet zo maar door een oorlog verdampen. Integendeel, haar invloed deed zich gelden over vele decennia heen. Een ander voorbeeld van een doorlopende lijn is de Duitse frustratie over het Verdrag van Versailles. Ook voor Hitler vormde deze een zeer belangrijke motivatie. Dat verdrag heeft dus zeker bijgedragen aan het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog. Dassen voegt er nog een ander en verrassend voorbeeld van historische continuïteit aan toe.
"Immers, de Weimarrepubliek was ook voorgeschiedenis van de democratische Bondsrepubliek, en niet alleen van het nazisme. Het kan niet anders dan dat de uiterst succesvolle democratisering van Duitsland na 1945 ook wortels heeft in de Duitse geschiedenis vóór 1933 - en de Weimarrepubliek heeft zeker haar bijdrage aan die democratische ontwikkeling en open samenleving geleverd: niet alles leidde naar Hitler." (p.16)
En dan dat schrijnend contrast met een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van historische discontinuïteit. De lijn van de Weimarrepubliek naar de Duitse vernietigingskampen was allesbehalve rechtlijnig.
"Dat is een razend ingewikkeld verhaal om uit te leggen. Hoe dan ook is duidelijk dat er geen rechte maar een uiterst kronkelige weg naar Auschwitz loopt." (p.543)  
De kunst tot slot combineert oude en nieuwe doorlopende lijnen. Enerzijds was de Weimarrepubliek een bloeiperiode voor bouw- en beeldende kunst, voor film, literatuur en theater. De basis daarvoor was reeds in het Keizerrijk gelegd. Anderzijds manifesteerden zich met het expressionisme in al haar verschijningsvormen en met de Nieuwe Zakelijkheid, nieuwe kunstvormen. Deze bleken het begin van een nieuwe artistieke continuïteit die haar invloed tot op de dag van vandaag doet gelden.





binnenzijde achterflap boek




2.    Reflecties

a.    Kwetsbaarheid van de democratie

Over de kwetsbaarheid van de democratie, zo luidt de ondertitel van het boek. Dassen wijdt er zijn laatste hoofdstuk aan. Zijn stelling luidt dat er bij elke democratie een aantal klassieke vragen aan de orde is. Om vervolgens een vergelijking te maken tussen de Weimarrepubliek enerzijds en het hedendaagse Duitsland en de Verenigde Staten anderzijds. Bij alle verschillen tussen toen en nu ontdekt hij ook overeenkomsten. Voor Duitsland liggen die op het terrein van het rechts extremisme, voor de Verenigde Staten bij de ongekende polarisatie tussen republiekeinen en democraten. Aan het einde houdt Dassen nog een kort pleidooi voor het belang van overeenstemming over de feiten. Die stond tijdens de Weimarrepubliek al onder druk met de sterke werking van geruchten, tegenwoordig wordt die consensus bedreigd door het fake news.

Mijn reflectie. Had Dassen dit laatste hoofdstuk wel moeten schrijven? De afsluiting van zijn monumentale werk is daardoor toch wat oppervlakkig. Is dit nu echt alles wat er over die democratische kwetsbaarheid te zeggen valt?

In zijn boek geeft Dassen immers zelf -naast die overeenstemming over de feiten- andere aanknopingspunten om de kwetsbaarheid van hedendaagse democratieën te verminderen. Wat mij bijvoorbeeld sterk trof, was de aantrekkingskracht van de Volksgemeinschaft. De door Dassen aangehaalde Abel-papers, getuigenissen van mensen die voor de partij van Hitler gekozen hebben, laten dat op een overtuigende manier zien. Mensen hunkerden gewoon naar een gemeenschap, daar wilden ze bij horen. Het nazisme van Hitler of andere kwade bedoelingen speelden daarbij nog geen rol.
"Het beeld van een tiran die met dwang zijn wil doordrukte bij een vijandige bevolking is beslist onjuist." (p.553)
Zou in onze tijden het benadrukken van  gemeenschapszin in plaats van verschillen en tegenstellingen, ook niet een belangrijke troef kunnen zijn? Zoals de geschiedenis ongekend wreed heeft laten zien, is dat beslist géén garantie voor democratische continuïteit en stabiliteit op langere termijn. Maar mijn waarneming is dat ook tegenwoordig mensen naar een gemeenschap verlangen. Het benadrukken van dat gevoel lijkt mij voor een democratie zeker zo belangrijk als het bereiken van overeenstemming over de feiten.


b.    Was de machtsovername door Hitler echt te vermijden geweest?
"Daarmee komen we bij de kern: het einde van de democratie van de Weimarrepubliek mag dan vanaf 1930 vrijwel onvermijdelijk zijn geweest, de machtsovername door Hitler in januari 1933 was dat allerminst."

Dit is de centrale these van Dassen. Hij betrekt deze in zijn openingshoofdstuk en hij sluit er mee af. Mijn reflectie. Deze these roept de suggestie op van een zekere ruimte voor menselijke handelingsvrijheid. Immers, pas dan kun je iets vermijden. Zijn er personen geweest die de machtsovername hadden kunnen verijdelen? Dassen noemt er twee.

Wat als Strasser, een prominent lid van de partij van Hitler, er eind 1932 wel in was geslaagd om een deel van de achterban achter de regering-Schleicher te krijgen? Niet ondenkbaar, aldus Dassen, want de Hitler-beweging was toen over zijn hoogtepunt heen. En wat als president Von Hindenburg zijn poot stijf had gehouden, zijn twijfel over Hitler niet had laten varen en hem niet had benoemd? Niemand die het ooit zal weten, maar er is beslist geen garantie dat Hitler dan geen rijkskanselier zou zijn geworden. Wellicht waren de pro-nazi-krachten dan zo groot gebleken dat hij via een andere route toch aan de macht zou zijn gekomen.

Maar daar blijft het niet bij. De 'vermijdelijkheid' van de gewraakte machtsovername brengt Dassen ook in verband met twee andere factoren. En die staan helemaal los van enige menselijke invloed. De eerste factor is het vroegtijdig overlijden van Stresemann, de tweede het kronkelige en 'razend ingewikkelde' pad van de Weimarrepubliek naar de concentratiekampen. Dit was kennelijk voor niemand te vatten en te overzien.

Ik heb dus moeite met de notie niet onvermijdelijk. Dat laat onverlet dat dit boek adembenemend is.


Paul Strijp, 20 juni 2023







Geen opmerkingen:

Een reactie posten