Translate

maandag 4 juli 2022

Frontale aanval van Frank Bokern in Crapuul op hardvochtige, kapitalistische drie-eenheid van gemeente Maastricht, kerk en ondernemers


BOEK

Frank Bokern  Crapuul. Kroniek van een krottenwijk. Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam. Tweede druk, mei 2022.


Frank Bokern spaart niemand. In zijn reconstructie van de sociaal-economische ontwikkeling van het Maastrichtse Stokstraatkwartier tijdens een groot deel van de negentiende en twintigste eeuw, houdt hij zowel de gemeente als de kerk en ondernemers verantwoordelijk voor de onbeschrijflijke ellende van de bewoners van dit buurtje. Gemeente, kerk en ondernemers hielden elkaar meer dan honderd jaar de hand boven het hoofd. En onderdrukten daarmee elke vorm van emancipatie van de arbeidersklasse. Bokern toont zich een begenadigd verteller die zeer gedocumenteerd voor de dag komt. Hij kiest nadrukkelijk de zijde van de bewoners van het Stokstraatkwartier. In deze positionering laat hij zijn emoties een enkele keer iets te veel de vrije loop.




Foto auteur aan binnenzijde van achterflap boek


Honderdtwintig jaar stilstand

Bokern begint zijn kroniek van het Stokstraatkwartier in 1840. Een buurtje van tien straten met kleine woningen voor soms wel achttien kinderen. Hij eindigt diezelfde kroniek honderdtwintig jaar later. De sfeer is nog steeds even beklemmend. 'Als je met achttien mensen in één ruimte woont, en er is geen fatsoenlijke wc, en je hebt geen geld om er wat aan te doen, dan gaat het altijd stinken, zelfs als je in het duurste huis zou zitten.' (p.258)De lezer stelt zich dan ook regelmatig de vraag: zat er dan geen enkele dynamiek in de ontwikkeling van dit buurtje? Neen dus. De tijd heeft er al die decennia stil gestaan, dat is het dominante beeld.


Hoe heeft dit kunnen voortduren?

De kardinale vraag is dan natuurlijk: hoe heeft deze status quo zich kunnen vestigen? Welke factoren zorgden ervoor dat deze  Verelendung zich kon bestendigen? Drie rode draden in het boek leveren een zekere verklaringsgrond of ten minste een beter begrip.

Allereerst het karakter van de stad. Maastricht was de eerste echte fabrieksstad van Nederland. Een groot deel van de bevolking was werkzaam in de industrie. Daarmee ontstond volgens de auteur een monocultuur, de inkomsten kwamen alléén de bovenlaag toe. Met andere woorden: de kloof en sociale tegenstellingen zaten in dat stedelijke karakter ingebakken.

De tweede rode draad is een zeer dominant conglomeraat van drie partijen: ondernemers, geestelijken en het gemeentebestuur. Dat hield de sociale kloof zorgvuldig in stand. Tot de ondernemers behoorde allereerst het geslacht-Regout. Petrus Regout startte zijn fabriek in 1835 en had maar één belang: het opbouwen van een zo groot mogelijke arbeidsreserve. Door de lonen laag te houden waren arbeiders gedwongen om ook vrouw en kinderen te laten werken. Die haalde Regout uit België, om precies te zijn uit Wallonië en de Kempen. Latere generaties Regout zetten dit beleid voort. Tot de ondernemers behoorden ook de huisjesmelkers die de patriciërswoningen in het Stokstraatkwartier verhuurden. Dan de tweede partij in het conglomeraat, de kerk. Deze koos de zijde van het grootkapitaal, van de ondernemers dus.
'Het is de tragiek van de sociaalvoelende geestelijke: hij is in dienst van een kerk die de band met het kapitaal belangrijker vindt dan het in praktijk brengen van het christelijk gedachtegoed.' (p.87)

De geestelijken in dit citaat waren eenlingen. Kapelaans en priesters zoals Wijnen, Poels, Castorius en Rouwet. Zij lieten van zich horen, namen het voor de bevolking op maar bleven uiteindelijk altijd alléén achter. Vooral het opbouwwerk-avant-la-lettre van Castorius is indrukwekkend. Tot slot de derde partij, de gemeente. Die bestond eigenlijk niet. Gemeente en ondernemers vielen namelijk samen, zij waren één. Het gemeentebestuur werd lange tijd gevormd door machtige ondernemers, vooral burgemeester Pijls. Bokern verwijt de gemeente passiviteit, een decennialang laissez-faire beleid daar waar zij volgens hem juist daadkrachtig had moeten ingrijpen. 

Maar brak er dan nooit een opstand  uit? Jawel, één keer, in 1929 bij de Zinkwit-staking. Een zeer gewelddadig oproer waarbij ook doden te betreuren waren. Daarmee zijn we bij de derde factor beland die de status quo van Verelendung verklaart: ondanks deze staking is Maastricht géén stad van de revolutie. Wel een stad van de schone schijn. Dat ligt in de volksaard besloten. De lagere sociale klassen willen er maar al te graag bijhoren, willen door de hogere klassen gezien worden. En spenderen hun weinige centjes dan ook aan mooie kleding, niet aan de opstand tegen de notabelen. Voor het overige verzoenen zij zich met hun lot van armoede. Als daar ook nog eens de zwakke positie van de socialisten bij wordt gevoegd - mannen zoals Vliegen, Van Vorst en Bessems moeten zich net zo geïsoleerd hebben gevoeld als hun katholieke voorvechters - dan wordt duidelijk hoe de Maastrichtse woonellende jarenlang kon blijven bestaan. Ondanks het feit dat deze regelmatig op de landelijke politieke agenda belandde.




 Voorzijde boek


De auteur kent geen genade

Bokern toont zich geen neutraal toeschouwer die verslag doet. Neen, hij manifesteert zich als de pleitbezorger van de oude bewoners van het Stokstraatkwartier die nooit gehoord zijn. Hij vertolkt de stem van die mensen. En velt en passant een keihard en vernietigend oordeel. Vooral jegens de gemeente, de diverse generaties Regout en de wetenschapper Litjens. Bokern is boos, heel boos. Zijn boek leest als een sympathiek en buitengewoon doorwrocht geschrift. Eindelijk iemand die het zo veel jaar later alsnog voor een verdrukte klasse opneemt. Toch rijst de vraag of de auteur het handelen van de gemeente, Regout en Litjens niet te veel beoordeelt naar de maatstaven van onze tegenwoordige tijd. Nergens toont hij begrip of empathie voor de afwijkende tijdgeest van de periode die hij beschrijft. Of voor andere maatschappelijke of politieke verhoudingen.

Zijn kritiek op Regout en Litjens is daardoor disproportioneel. Vele pagina's gaat hij tegen beiden tekeer. Litjens deed onderzoek naar de onmaatschappelijkheid in Maastricht. En deed dat volgens Bokern buitengewoon slecht waardoor hij enerzijds de bewoners stigmatiseerde en anderzijds de gemeente munitie leverde voor het  rücksichtlos doorvoeren van haar plannen met het buurtje. Litjens zal misschien best ondeugdelijk werk hebben afgeleverd. Maar zou de beste man zich in die tijd de impact van zijn werk hebben gerealiseerd of deze überhaupt hebben kunnen bevroeden?   

Ook de kritiek van Bokern op de gemeente had beter onderbouwd moeten worden. Wat zich wreekt is het ontbreken van een vergelijkend perspectief. Maastricht voerde steevast de lijstjes aan van steden met grote sociale misère. Maar wat verzuimde de stad precies wat andere gemeenten wel deden? Op welke punten heeft het gemeentebestuur verzaakt, waar had zij niet mogen kiezen voor laissez-faire? Neen inderdaad, de bewoners van het Stokstraatkwartier is nooit iets gevraagd. Maar was er in andere vergelijkbare steden wel al een vorm van inspraak of burgerparticipatie? Of was er landelijk gewoon sprake van wreed kapitalisme waar Maastricht extra onder geleden heeft?


Vluchtige parallellen

In zijn epiloog trekt Bokern tot slot twee parallellen. Enerzijds tussen de zwarte periode van het Stokstraatkwartier en het hedendaagse neoliberalisme. En anderzijds tussen diezelfde periode en de tegenwoordige armoede die volgens hem sterk afgenomen zou zijn. Beide parallellen zijn kort door de bocht en daarmee niet meer dan vluchtige associaties. Zo is het neoliberalisme begin jaren tachtig bewust door overheden ingezet. Thatcher en Reagan, in Nederland gevolgd door Lubbers, predikten de privatisering van overheidsdiensten. Deze werd later gevolgd door een niets en niemand ontziende globalisering die inmiddels de agressieve gedaante van een platformeconomie heeft aangenomen. In hoge mate onvergelijkbaar dus met de jaren 1840 - 1960.


Een interessante ultieme oproep

'Het zou passend zijn als de gemeente de krottenwijkbewoners niet alleen eert met een standbeeld, maar ook excuses aanbiedt.' (p.324). Deze excuses zouden gemaakt moeten worden vanwege de zeer lange periode die de bewoners geleden hebben, vanwege de gedwongen heropvoeding en de daarbij behorende stigmatisering.

Bokern eindigt met een buitengewoon interessante oproep, zeker in het licht van de excuses die een aantal overheden inmiddels schoorvoetend maakt voor het slavernijverleden. De burgemeester van Maastricht doet er goed aan om niet te dralen met het beantwoorden van deze oproep. Als eerste stap kan zij een commissie aan het werk zetten die zich zeer zorgvuldig moet buigen over de vraag hoe dat antwoord precies moet luiden. Want excuses aanbieden voor een verleden, dat luistert heel nauw.

Paul Strijp, 5 juli 2022


#crapuul #maastricht #stokstraatkwartier #frankbokern