Translate

zondag 4 januari 2015

Herman Pleij vergeet even dat hij wetenschapper is in Moet kunnen



BOEK
Herman Pleij. Moet kunnen. Op zoek naar een Nederlandse identiteit. 2014 Prometheus. Bert Bakker, Amsterdam.


Wat zijn we toch een eigenaardig volk! We laten ons door niets en niemand de wet voorschrijven, maar vertellen de rest van de wereld ondertussen wel net zo makkelijk wat er moet gebeuren. Herman Pleij laat zien hoe deze en andere eigenaardige trekken van Nederlanders zijn terug te voeren op onze afkomst van boeren, kooplieden, financiers, edellieden en monniken. Al deze groepen waren op elkaar aangewezen bij het droogleggen en cultiveren van de moerasdelta die Nederland ooit was. Hun zogeheten nederzettingsgeschiedenis zorgde voor de ontwikkeling van tal van -wat Pleij noemt- collectieve mentaliteiten. In het laatste hoofdstuk valt Pleij uit zijn rol van wetenschapper. Hij steekt zijn ongenoegen over een aantal actuele verschijningsvormen van die mentaliteiten niet onder stoelen of banken. Zijn tirades doen afbreuk aan de neutrale positie die hij in de rest van het boek inneemt.


Eenvoud, zuinigheid, zelfredzaamheid, geen woorden maar daden, recht voor zijn raap, doe maar gewoon en verbeeld je vooral niks, morgen is er weer een dag, we zijn allemaal verschillend, leve het gezin, leiders die zich als huisvaders van het nationale huishouden profileren. Zie hier onze hardnekkigste collectieve mentaliteiten. Pleij laat zien hoe deze mentaliteiten hun voedingsbodem vonden in een aantal factoren: land, bodem, water, klimaat, koopmanschap en zelfbestuur. Daarbij een handje geholpen door de literatuur in de Middeleeuwen die soms bewust moreel werd ingezet.

 




Traagheid en regels als zegen

De waarde van dit boek is gelegen in de cultuurhistorische verankering van veel hedendaagse verschijnselen. Hoe vaak komt het niet voor dat in politiek en bestuur geweeklaagd wordt over bestuurlijke drukte? En over het feit dat in Nederland niemand de baas is en dat nu eindelijk eens iemand moet opstaan die als een verlicht despoot knopen durft door te hakken? Kansloos, dat soort oproepen. Wie moet kunnen van Pleij gelezen heeft, weet dat ons land een zeer sterke traditie heeft van zelfbestuur, van verzet tegen hiërarchie en tegen uitgesproken leiderschap en van samenwerking en onderhandeling. In dat licht zal ons land altijd vergeven zijn van bestuurlijke drukte. En, zo voegt de auteur er fijntjes aan toe, dat is maar goed ook. Zaken gaan traag in ons land en er zijn te veel regels, jazeker. Maar daar staat tegenover dat Nederland al veel eeuwen tot de gelukkigste samenlevingen ter wereld behoort.


Niet fraai, maar wel te verklaren

Ook menige wetenschappelijke en journalistieke analyse zou aan kwaliteit winnen door de noties van Pleij als vertrekpunt te nemen. Om een voorbeeld te geven. Een aantal jaren geleden publiceerde Marc Chavannes het boek Niemand regeert. De privatisering van de Nederlandse politiek. Deze auteur laat een groot aantal voorbeelden van mislukkingen de revue passeren. Allemaal schrijnend en allemaal niet fraai. Moet ook zeker wat aan gebeuren, maar in essentie zijn die voorbeelden een uitingsvorm van de eeuwenlange tradities die Pleij beschrijft. Kort en goed: door het eindeloze gepolder neemt niemand zijn verantwoordelijkheid. Het is goed om daar aandacht voor te vragen, maar het is ook goed om zich rekenschap te geven van de cultuurhistorische wortels van ons politiek bestuur. Die roei je niet zo maar uit. Chavannes had dus -als hij zijn boek nu zou schrijven- zijn voordeel met Pleij kunnen doen.

Toch roept de analyse van Pleij ook vragen op. Ik heb er drie.





Matig vreten en zuipen?

De eerste betreft de onderlinge verhouding van onze collectieve mentaliteiten. Die lijken af en toe wat op gespannen voet te staan. Aan die potentiële spanning of tegenstrijdigheid wijdt Pleij helaas geen aandacht. Zo is het de vraag hoe de mentaliteit van de zelfredzaamheid zich verhoudt tot het grote draagvlak dat in Nederland volgens Pleij altijd bestaan heeft voor de solidariteit van de verzorgingsstaat. Fascinerender is de vraag hoe de mentaliteit van zuinigheid en matigheid zich verhoudt tot de cultuur van gulzig vreten en zuipen en van royale banketten die Pleij beschrijft. En hoe is het mogelijk dat een mentaliteit van geen woorden maar daden bestaat naast het gegeven dat wij volgens hem leven in een land dat het moet hebben van plannen en ideeën?


Het kerngezin is niet heilig

De tweede vraag betreft de positie van het kerngezin in Nederland. Hoe komt Pleij erbij dat dit voor eeuwig de hoeksteen van de Nederlandse samenleving lijkt te zijn? De rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau reppen al vele jaren over de afnemende betekenis van het kerngezin. Sterker, die afnemende betekenis wordt zelfs gezien als de essentie van het begrip individualisering.


Wie is hier aan het woord?

En mijn laatste en belangrijkste vraag gaat over zijn laatste hoofdstuk. Waarom heeft Pleij dit eigenlijk geschreven? Hier valt de auteur uit zijn rol van wetenschapper en geeft hij vrij baan aan zijn persoonlijke rancunes. Hij trekt ongeremd van leer tegen deeltijdfuncties van toppolitici, noemt de afwijzing van het referendum voor de Europese grondwet in 2005 irrationeel en laat zich enigszins laatdunkend uit over huisvrouwen die zich met informatie van het internet wapenen voordat ze een huisarts bezoeken. Dat staat Pleij natuurlijk allemaal vrij, maar daarmee ontstaat wel rolonduidelijkheid. In welke hoedanigheid is hij hier aan het woord? Als hoogleraar middeleeuwse letterkunde, de wijze waarop hij zich afficheert? Als commentator? Of misschien zelfs wel als cabaretier? Hoe dan ook, met dit hoofdstuk ondergraaft hij zijn neutrale en gezaghebbende positie als hoogleraar.

Daar komt bij dat zijn analyse van de hedendaagse verschijnselen waarmee hij zo'n moeite heeft, erg oppervlakkig is. Zo zijn er over de gebrekkige controle op de uitvoering van beleid en over de tekortschietende coördinatie daarvan, inmiddels stapels rapporten geschreven. Zowel door wetenschappers als door leden van parlementaire commissies. Pleij raakt er heel even aan. Daardoor raakt zijn boek uit balans, hij had zich beter kunnen beperken tot zijn historische analyse.


Jammer van dat vluggertje

Pleij heeft een waardevol boek geschreven. Alleen dat laatste hoofdstuk, dat vluggertje, dat had hij beter achterwege kunnen laten.


Paul Strijp, 4 januari 2015