Translate

woensdag 26 oktober 2022

Joep Dohmen en Paul van der Steen serveren in de Vriendenreünie zowel een indrukwekkende netwerkanalyse als suggestieve verdachtmakingen

 
BOEK

Joep Dohmen & Paul van der Steen  De Vriendenreünie. Limburgse praktijken. Alfabet Uitgevers, 2022.


Dat kan toch allemaal niet waar zijn, de affaires gáán maar door. Dat is het beklemmende beeld dat Dohmen en Van der Steen achterlaten. Hun boek leest als een bonte aaneenschakeling van  integriteitsaffaires in de provincie Limburg. Hierbij zijn uitsluitend bestuurders van CDA-huize betrokken. Met als belangrijkste uitzondering de VVD'er Jos van Rey. De auteurs presenteren een indrukwekkende netwerkanalyse van de vaak onzichtbare en informele machtslijnen. Vakkundig plaatsen zij deze in een bredere context. Daarin dragen zij verklarende factoren aan voor de grotere gevoeligheid die Limburg volgens hen heeft voor corruptie en schendingen van integriteit. Volkomen onnodig zetten zij daarbij een aantal mensen zonder bewijsvoering in het verdachtenbankje. Ook ontbreekt het de auteurs aan zelfreflectie. Het zou hen gesierd hebben als zij enige beschouwingen hadden gewijd aan de verwijten jegens de journalistiek.




voorzijde boek


Eigenaardigheden die Limburg tot Limburg maken

Geen twee provincies zijn hetzelfde. Een cliché, maar wel een cliché dat nodig is om de reeks integriteitsaffaires te begrijpen die Dohmen en Van der Steen ten tonele voeren. Ook de provincie Limburg heeft namelijk -wat de auteurs noemen- eigenaardigheden. En die zorgen volgens hen voor een grotere gevoeligheid voor corruptie en schendingen van integriteit. Welke eigenaardigheden zijn dat?

Allereerst de geschiedenis. Limburg heeft van oudsher een moeizame verhouding tot het Koninkrijk der Nederlanden. De provincie behoorde lange tijd bij België en eenmaal gevoegd bij dat Koninkrijk, maakte zij ook nog deel uit van de Duitse Bond. Staatkundige schizofrenie noemen Dohmen en Van der Steen dat. De band met Den Haag en de Oranjes werd er niet warmer op. Ook de sluiting van de mijnen in de jaren zeventig van de vorige eeuw droeg bij aan de groei van corruptie. Waarom? Omdat de provincie geen ervaring had met het stimuleren van de regionale economie. Juist voor dat doel had het kabinet vele miljoenen ter beschikking gesteld. Dat gebrek aan ervaring leidde tot een te innige band tussen politiek en bedrijfsleven, met name de bouwers en aannemers.

De tweede eigenaardigheid betreft de geografische ligging van de provincie. Een wormvormig aanhangsel. Wat is daar mis mee? Verschillende bestuurders die in het boek aan het woord komen, roepen het beeld op van een vissenkom. Een kleine ruimte die weinig mogelijkheden biedt voor nieuwe contacten. Je komt elkaar altijd weer tegen. Het gevolg? Selecte en gesloten netwerken, politiek botulisme volgens de auteurs.

Daar komt een specifieke machtsstructuur bij. Deze wordt gevormd door de decennialange hegemonie van het CDA en de - zeker vergeleken met andere provincies- relatief sterke positie van Limburg. Zelfs na het landelijke electorale verval van het CDA in 1994 bleef de partij het maatschappelijk middenveld domineren. Landbouw, waterschappen, onderwijs, het verenigingsleven: ook in de eenentwintigste eeuw deelden de christendemocraten er nog steeds de lakens uit. De provincie Limburg beschikte over veel geld en had weinig tegenkracht te dulden van grote steden.   

De laatste eigenaardigheid, het karakter van de Limburgers. Conflictmijdend en behept met een zeker minderwaardigheidscomplex ten opzichte van 'de Hollanders'. Volgens de auteurs heeft Limburg daardoor een zeer sterke neiging om gezien te willen worden. Nationaal en internationaal. Daar mag de beurs voor getrokken worden. En daar mogen de zakelijke en politieke netwerkrelaties ruim baan voor krijgen.




achterzijde boek


Politiek treurspel

Op deze voedingsbodem ontvouwde zich de afgelopen 25 jaar een waar politiek en bestuurlijk treurspel. Het hield maar niet op, de affaires regen zich aaneen als de kralen van een ketting. Gouverneur Bovens, de gedeputeerden Vrehen en Koopmans, de burgemeesters Akkermans, Leers en Hoes en niet te vergeten raadslid en wethouder Van Rey. Allen raakten verwikkeld in meer of minder ernstige integriteitsaffaires. En dan is het lijstje nog lang niet compleet.

Sommigen begrepen er zelf niets van. Zoals Van der Linden, voormalig staatssecretaris en prominent CDA-lid met talloze nevenfuncties. Zijn door de auteurs geconstateerde dubbelrollen pareert hij met de verzuchting: maar ik heb toch ook veel goeds voor de provincie gedaan? Een weerwoord dat niet bepaald getuigt van het besef dat ook externe beeldvorming een belangrijk aspect van integriteit vormt.

Dit treurspel was voor het kabinet en meer in het bijzonder de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, meermalen aanleiding om in te grijpen in de autonomie van de provincie. Het hardst was de aanstelling van Remkes in 2021 als interim-gouverneur na het opstappen van Bovens. In zijn eentje vormde hij meer dan een half jaar het provinciaal bestuur. Een unicum in bestuurlijk Nederland.


Slotsom van de auteurs

De auteurs winden er aan het einde geen doekjes om: de bestuurscultuur van Limburg heeft wel degelijk een specifiek karakter. Waar dat specifieke in zit? Niemand verbaast zich over de eigenaardigheden. Daarmee loopt deze provincie volgens de auteurs grotere risico's dan andere. De negatieve spiraal die Dohmen vijfentwintig jaar eerder waarnam in zijn boek 'De Vriendenrepubliek' is niet doorbroken.

Met deze conclusie staan de auteurs lijnrecht tegenover anderen die een oordeel uitspraken over de vraag met een Shakespeare-achtige allure: specifiek of niet specifiek? Een vraag die als een open zenuw aan de oppervlakte lag in Limburg. Het provinciaal bestuur onder leiding van Bovens, de commissie onder aanvoering van Rekenkamer-president Visser, waarnemend gouverneur Remkes en vele anderen konden die specifieke Limburgse bestuursstijl niet ontdekken.

Dohmen en Van der Steen weten zich alleen gesteund door drie burgemeesters die niet uit Limburg afkomstig waren. Dijkstra, Link en Depla werden nog net niet met pek en veren uit hun gemeenten verdreven. Maar alle drie ervoeren tegenwerking. 'Limburg voelt zich niet zozeer een provincie in het Huis van Thorbecke, maar veel meer een deelstaat, zoals Beieren binnen Duitsland', verklaarde Depla als voormalig burgemeester van Heerlen. Veel scherper kan dat specifieke karakter toch niet verwoord worden.     
 

Onnodige verdachtmakingen

De imponerende en overtuigende netwerkanalyse van de schrijvers laat onverlet dat zij een enkele keer een kwalijke faux pas begaan. Dan schieten zij uit de heup. En plaatsen mensen zonder deugdelijke bewijsvoering in het verdachtenbankje.

Zoals Piet Joosten, directeur van een ruimtelijk adviesbureau. Zijn bedrijf onderhield nauwe contacten met het CDA en de beste man nam deel aan een aantal studiereizen waarvan het publieke belang vraagtekens oproept. Maar zijn bureau dient een privaat belang. Wat heeft Joosten in hemelsnaam misdaan? Dohmen en Van der Steen noemen geen enkele concrete misstap. Ondertussen prijkt zijn naam wel in de 'wie is wie'-lijst aan het einde van het boek. Daarmee blijft een geur van verdachtmaking hangen. Dat is een suggestieve verdachtmaking.

Hetzelfde geldt voor Paul Frissen, hoogleraar en eigenaar van een consultancybedrijf. Frissen onderzocht Frissen typeren de auteurs de opdracht waarmee hij als lid van een commissie de handel en wandel van ex-gouverneur Léon Frissen onder de loep moest nemen. In zijn weerwoord verklaart Paul Frissen slechts 'een professionele relatie' tot zijn naamgenoot te hebben. Deze kwalificatie weerleggen de auteurs niet, toch handhaven zij de bovenstaande typering die een zeker nepotisme suggereert.


Géén journalistieke zelfreflectie

In het publieke debat over de Limburgse integriteitsschendingen kreeg het journaille er ook geregeld van langs. De media en NRC Handelsblad in het bijzonder zouden de zaak te veel hebben opgeblazen, journalisten zouden soms fake news creëren. Deze laatste beschuldiging was afkomstig van Remkes, toch niet de eerste de beste.

De reactie van Dohmen en Van der Steen op deze aantijgingen maakt een defensieve indruk. Nergens steken zij als vertegenwoordigers van de media de hand in eigen boezem. Of tonen zij enige zelfreflectie door bijvoorbeeld te erkennen dat de rol van de media wellicht ook aan onderzoek onderworpen zou kunnen worden. De auteurs laten daarmee de kans lopen om het debat naar een hoger niveau te tillen. En dit van haar gepolariseerde welles-nietes karakter te ontdoen.

Paul Strijp, 26 oktober 2022