Translate

dinsdag 5 maart 2024

De Graanrepubliek van Frank Westerman laat de keiharde en decennialange strijd van de landbouw in Oost-Groningen zien


BOEK

Frank Westerman  De graanrepubliek. Querido Fosfor, 36e druk. Amsterdam / Antwerpen, 2023.


De boeren tegen de arbeiders. En, minder heftig maar toch, tegen de natuur- en de waterwereld. Zie hier de twee belangrijkste conflicten in dit boek van Westerman. Een boek vol strijd en tegenstellingen. Slechts hoogstzelden slaat iemand een hand uit om die tegenstellingen te overbruggen. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek zijn de drie geslachten die Oost-Groningen, sommige al vanaf de negentiende eeuw, domineren. De eerste twee behoren tot de bezittende klasse en hebben ook nog eens politieke invloed, het geslacht Stek had geen bezit maar was wel bepalend voor de macht van het communisme. Eerst aan het einde van zijn boek kiest de auteur positie. En haalt dan snoeihard uit naar de boeren. Hij eist dat zij erkennen de arbeiders onrecht te hebben aangedaan. Dat massieve verwijt is toch wat ongenuanceerd en onvolledig.




Het Oldambt. Weleens van gehoord? Of van De Rode Driehoek? Oldambt was vroeger een streek, ook wel de Graanrepubliek genoemd. Tegenwoordig is Oldambt een gemeente in de provincie Groningen, op 1 januari 2010 ontstaan uit de samenvoeging van Scheemda, Winschoten en Reiderland. De Rode Driehoek lag in de Graanrepubliek en bestond uit de dorpen Finsterwolde, Midwolda en Beerta. Waarom rood? Omdat het communisme in deze dorpen welig tierde. Welnu, dit gebied vormt de habitat van het boek van Westerman.   



Het schijnt er heel bijzonder te zijn.
'Het land is zo naakt en zo weids dat je, turend door je oogharen, de kromming van de aarde kunt zien'. (pagina 16)

De selfmade adel tegen de proletariërs

De herenboeren tegen de landarbeiders. Dat is het meest basale conflict dat aan dit boek ten grondslag ligt. Westerman noemt de eersten selfmade adel. Herenboeren waren te beroerd om zelf de handen uit de mouwen te steken, zij gingen '....zonder rouwnagels of eelthanden' door het leven. Het zware werk lieten zij aan de arbeiders over.
'Het grootste deel van de Oldambster arbeiders bestond uit bezitlozen, proletariërs in de werkelijke zin des woords.' (p.26)

Onder de arbeiders heerste vaak woede. Over de tegenvallende oogst en de dito graanprijzen. En over de werkloosheid die een gevolg was van de voortgaande mechanisatie van de landbouw. Toch brak er op het platteland in Oldambt nooit een revolutie uit. Hoewel, rond 1890, had dat maar een haar gescheeld.

'Een nieuw oproer van vijftig keienkloppers in Finsterwolde markeerde het begin van 1892. (...) Het lukte ene Tjerk 'Travailleur' Luitjes om samen met Domela Nieuwenhuis het Oldambt naar het randje van de revolutie te dirigeren. Er moest met ijzeren vuist gestreden worden voor gelijkheid, propageerde Luitjes. (...) Avond aan avond werden er glazen ingegooid bij boeren, notarissen en ander rijkeluisvolk. (...)  De bijna-revolutie had de arbeiders in een religieuze extase gebracht. Het gemeste kalf zou geslacht worden, de boerderijen verdeeld, maar het heilig vuur doofde uit'. (pp. 47, 48, 51)

De boeren en arbeiders zouden tot diep in de twintigste eeuw geïsoleerd van elkaar leven en twee gescheiden werelden blijven. De verhoudingen met de natuurbeschermers en de vertegenwoordigers van de waterwereld waren minder beladen, maar zeker niet zonder spanning.


Van tractoren naar kano's en catamarans

De vondst van aardgas in Slochteren rond 1960 zorgde voor een ongekend economisch optimisme. De petrochemische fabrieken die in de Eemshaven zouden moeten verrijzen, maakten een ontsluiting van het achterland noodzakelijk. Het natuurgebied de Dollard zou daartoe ingepolderd moeten worden met dijken en sluizen. Maar daarvoor staken de natuurbeschermers, door Westerman de ondergangsprofeten genoemd, een stokje. Zij wilden de Dollard vrijwaren van elke menselijke invloed. Dat was zelfs de communisten te gortig.
" 'Het is onvoorstelbaar,' zegt Koert Stek. 'Maar kennelijk weegt de natuur zwaarder dan het belang van de mensen.' " (p.210)

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw maakte landaanwinning door de boeren plaats voor kunstmatige natuur. Het meer De Blauwe Stad was daarvan het meest tot de verbeelding sprekende symbool. Boeren werden recreatieondernemers. En verdienden voortaan hun geld met rondvluchten en cursussen voor parachutespringen, hun tractoren maakten plaats voor kano's en catamarans.

Maar de natuurbeschermers kregen concurrentie in de strijd om de macht. Gaandeweg werd de berging van het water, noodzakelijk in de strijd tegen de klimaatverandering, steeds belangrijker. Volgens Westerman verschuift de macht dan ook naar de waterwereld.

'Als puntje bij paaltje komt, trekt de dijkgraaf aan het langste eind (...)' (p. 281)

 Al die decennia hebben drie geslachten het agrarische leven in het  Oldambt en soms zelfs ver daarbuiten, tot in Europa toe, bepaald. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek.


Het geslacht Mansholt: Machers omwille van de onafhankelijkheid

Rationalisatie, reguleren, technocratie, moderniteit, sturen, nationaliseren, boerensocialisme, agrarisch protectionisme, zelfvoorzienende landbouw, onafhankelijkheid van de internationale markt, maakbaarheid. Trefwoorden die drie generaties Mansholt typeren. Met opa Derk, vader Bertus en zoon Sicco. De laatste schopte het het verst en werd ook internationaal bekend.

Begonnen als boer bood Sicco samen met zijn vrouw tijdens de oorlog onderdak aan de joden. En pleegde ook gewelddadig verzet tegen de Duitse bezetter. Daarna ging het snel met zijn carrière. Van waarnemend burgemeester van Wieringermeer en minister van Landbouw tot eurocommissaris voor de landbouw. In die hoedanigheid wilde hij de prijzen van de landbouwproducten van de Europese markt, kunstmatig hoger houden dan die van de wereldmarkt. Omdat hij Europa juist niet afhankelijk wilde maken van diezelfde wereldmarkt. Een en ander verwoordde hij in een tienjarenplan van vijfhonderd bladzijden, het Plan Mansholt. De essentie? Een reductie van het aantal boeren van tien naar vijf miljoen. De kleintjes onder de agrariërs die de vooruitgang toch alleen maar tegenhielden, moesten van hem in de industrie gaan werken.

De boerenprotesten tegen zijn plan waren niet van de poes. Ook de grote voedselverwerkers sloten zich hierbij aan. Zij hadden immers een groot belang bij instandhouding van de gesubsidieerde overproductie van voedsel en dus van hun aanvoer van goedkope grondstoffen. Het Plan Mansholt werd niettemin, zij het in aangepaste vorm, aangenomen. De uitvoering daarvan luidde tragisch genoeg, vanwege die ongekende overproductie, het einde van zijn eigen tijdperk in. De volgende fase in de Europese landbouwpolitiek kenmerkte zich juist door laissez faire. Aan het einde van zijn leven was Sicco Mansholt overigens geradicaliseerd tot een natuur- en milieulobbyist.


Het geslacht Luitjen Tijdens: de vleesgeworden herenboeren met verbindende kwaliteiten

Jacob, Boelo, Jan en weer Boelo. De naamdragers van de belangrijkste representanten van vier generaties Luitjen Tijdens. Over Jacob en Jan lezen we niet zo veel. Maar de beide Boelo's waren onbetwist herenboeren pur sang, echte tsaren van het graan. Maar dan wel -paradoxaal- tsaren met verbindende kwaliteiten.

Boelo senior, geestverwant van de socialist Domela Nieuwenhuis, wilde in 1886 een front smeden van boeren, burgers en arbeiders. Dat moest ten strijde trekken tegen de bankiers, speculanten en de adel. Een unicum voor een herenboer in die tijd. Zijn broeders-herenboeren zagen dat als een dwaling. De oude Boelo maakte dat goed door zich als lid van de Tweede Kamer te beklagen over de macht van de arbeiders in Finsterwolde. Dat leidde tot de staat van beleg in het Oldambt. Waarna hij door de herenboeren weer in de armen werd gesloten.

Kleinzoon Boelo kon in tegenstelling tot zijn opa geen sympathie opbrengen voor het socialisme. Dat liet onverlet dat hij zich na de oorlog bij de PvdA aansloot. Vanuit zijn overtuiging dat het nodig was om de tegenstellingen tussen liberalen en socialisten te overbruggen. Dat lidmaatschap bleek niet voor eeuwig. Begin jaren zestig stapte Boelo junior over naar de VVD. Hij stoorde zich aan het verwijt dat de herenboeren de arbeiders zouden hebben uitgeperst. Maar juist toen bleek ook zijn verbindend vermogen. In 1965 schreef hij een -wat de auteur noemt- klasse-overstijgende brief. Met het doel om de communisten achter zijn plan voor de inpoldering van de Dollard te scharen. Een welbegrepen eigenbelang dus, maar volgens de auteur toch een zeldzame handreiking.


Het geslacht Stek: dragers van het succes van het Oost-Groningse communisme

Wie Stek zegt, zegt communisme. De bekendste namen in dit geslacht zijn Luppo en Koert, de jongste van de vier kinderen van Luppo.

Luppo was held en anti-held. Een held voor de communisten, het tegendeel voor de boeren die hem als een stoker zagen. Hij werd vooral bekend door de staking die hij in 1928 en 1929 voorbereidde, de langste uit de geschiedenis. Verder werd de man omgeven door tragiek. Zo werd hij meermalen werkloos, onder andere toen de regering in 1933 een commissaris naar Beerta stuurde en Luppo zijn baan als wethouder verloor. Ook kwam hij tragisch aan zijn einde bij de arrestatie van de twintig actiefste communisten door de Duitsers.

Zijn zoon Koert was minder met het noodlot behept. Raadslid van Beerta, leerling van het Sovjet-regime in Moskou en CPN-gedeputeerde in Groningen. Koert was ook minder omstreden, zo kon hij goed overweg met Boelo Luitjen Tijdens junior. Beiden vonden elkaar in hun gemeenschappelijke belangen bij de inpoldering van de Dollard. Dat type relaties heeft Luppo nooit gehad. De loopbaan van Koert liep parallel met de ondergang van de landelijke CPN en de ineenstorting van het internationale communisme. Maar ook met de ongekende successen van het communisme in Oost-Groningen. Zoals de absolute meerderheid in de raad van Beerta en de monsterzege bij de daaropvolgende verkiezingen. 


Wat ongenuanceerde slotkritiek

En net als het boek toch een beetje als een nachtkaars dreigt uit te gaan, komt Westerman bij des poedels kern.
'Dit raakt aan de kern van wat de graanrepubliek nu eigenlijk is: een vrijstaat van boeren die niet alleen neerkeken op hun landarbeiders, maar ze ook nog eens zo onmenselijk behandelden, als horigen, dat het tijd wordt voor erkenning van het aangedane onrecht'. (p.301)
Zo, die zit. Pats, boem. Zoals een bokser geheel onverwachts een linkse directe kan plaatsen. Onverwachts, omdat Westerman nergens eerder in het boek positie heeft bepaald. Je voelt wel zijn sympathie voor de arbeiders, maar dit verwijt is toch wat ongenuanceerd. Waarom alleen de herenboeren aangepakt? En waarom niet de voedselverwerkers? Die hadden toch ook boter op hun hoofd? Om nog maar te zwijgen over de waterwereld. Die krijgt van de schrijver het verwijt aan een klimaatobsessie te lijden. Hadden haar vertegenwoordigers dan ook niet in de epiloog een draai om hun oren verdiend? En als we dan toch bezig zijn: had Westerman bij die veroordeling van de herenboeren geen uitzondering kunnen maken voor Boelo Luitjen Tijdens junior? De beste man had misschien wat bijzondere trekken, zo hield hij wel van een glaasje, maar zijn verbindende kwaliteiten staan buiten kijf.


Verzuiling avant la lettre

Voor het overige heb ik op dit boek niets aan te merken. Meeslepend geschreven, boeiende historische context, mensen van vlees en bloed, bruikbaar voor een goed begrip van de actuele boerenconflicten. Het boek is niet voor niets een klassieker. En beleeft 25 jaar na uitgave zijn 36e druk!

Wat bij mij het meest blijft hangen? Dat is het beeld van de Graanrepubliek als een verzuilde maatschappij avant la lettre. Drie zuilen waarvan de topmensen ondanks alle verschillen, goede contacten met elkaar onderhielden omwille van het behartigen van hun eigen belangen. Boelo senior met Derk Mansholt, Boelo junior met Sicco Mansholt, Koert Stek met Boelo junior. Daarmee heeft de Graanrepubliek misschien toch nog wel, ondanks alle conflicten en tegenstellingen, een basis gelegd voor een succesvol Nederlands naoorlogs harmoniemodel.

Paul Strijp, 5 maart 2024