Translate

zondag 30 juli 2017

In Staat van NEDERLAND toont Bas Heijne zich wederom geen optimist


BOEK
Bas Heijne  Staat van NEDERLAND Een pleidooi. Prometheus, Amsterdam, derde druk, februari 2017.


Er loopt een diepe kloof door Nederland. Een scheidslijn tussen de kosmopolieten en de nationalisten. Tussen universele burgers die verandering eisen uit naam van gelijkheid en zij die hechten aan hun eigen identiteit. Deze observatie van Bas Heijne snijdt hout, maar is niet origineel. Als remedie pleit hij voor een herwaardering van het publieke debat. Een debat waarin de vraag centraal staat wie we willen zijn. De twee noties die Heijne hiervoor noodzakelijk acht, een nieuwe taal en ideologische eerlijkheid, werkt hij helaas niet verder uit. Daarmee toont de auteur zich, hoewel hij dat zelf ontkent, wederom een raspessimist.





Op 4 april 2016 publiceerde Cuperus een column in de Volkskrant, getiteld Zo ken ik Nederland niet. De kern van zijn betoog: Nederland leeft in gescheiden werelden, de splijtende krachten dreigen het te winnen van de verbindende. Een populistische scheidslijn doorklieft onze samenleving met een botsing tussen het establishment en het anti-establishment tot gevolg. Cuperus signaleert dat de verhouding 60 - 40 daarbij telkens terugkeert. Onder verwijzing naar het Sociaal en Cultureel Planbureau merkt hij op dat zestig procent van de bevolking feitelijk a priori altijd tegen is. Tegen de Europese Unie, tegen migratie en de bijbehorende vluchtelingenstromen, tegen het sluiten van een associatieverdrag met Oekraïne. Die meerderheid komt overeen met het aantal mensen in ons land dat laag en middelbaar is opgeleid.

Heijne start zijn betoog met de duiding van een maatschappelijke kloof die aan die van Cuperus doet denken, zij het dat hij de relatie met het opleidingsniveau niet legt. Op zichzelf geeft dat niet, maar het is wel goed om vast te stellen dat zijn start dus allerminst origineel is. Cuperus was hem net iets te snel af. En in de beschrijving van Heijne van de groepen aan weerszijden van de kloof, zit iets geks. De kosmopolieten kenmerken zich volgens hem door een streven naar gezamenlijkheid, de nationalisten door groepsdenken. Wat is het verschil tussen gezamenlijkheid en groepsdenken?


Empathie in plaats van eerlijkheid

Heijne betoogt dat deze kloof zich vooral manifesteert in het publieke debat. Dat gaat teloor, dat verwordt. Dat debat zou volgens hem moeten gaan over de gemeenschap waartoe we willen horen, over de samenhang die daarin gevoeld zou moeten worden en over de vraag wat we onder een goede maatschappij verstaan. Kortom, over de vraag wie we willen zijn. In plaats daarvan signaleert Heijne dat de taal van het debat steeds woester wordt en steeds meer een eigen leven gaat leiden. Hij pleit dan ook voor een nieuwe taal. Aanzetten daarvoor laat hij echter achterwege. De lezer blijft daardoor zitten met de vraag: hoe zou zo'n taal op hoofdlijnen moeten uitzien?

Ook zijn andere remedie voor een hoogwaardiger publiek debat, ideologische eerlijkheid, verzuimt hij uit te werken. Het is dan ook zeer de vraag of die remedie bijdraagt aan bestrijding van het kwaad. Op diverse plaatsen werpt Heijne talloze spelers in het debat grof taalgebruik voor de voeten. Als remedie had ik dan ook eerder empathie of beschaafder taalgebruik verwacht, een gebrek aan eerlijkheid kun je tegenwoordig vrijwel niemand nog verwijten.  Ja, politici misschien.  Die verwijt Heijne dat dan ook, maar hij ziet daarbij over het hoofd dat een zekere leugenachtigheid juist tot de essentie van de politiek behoort.


Een gitzwart in plaats van een optimistisch gemoed

Aan het einde van zijn betoog verklaart Heijne zichzelf een optimist in de traditie van Huizinga. Dat wil zeggen: iemand die, waar een weg tot beter nauwelijks zichtbaar is, toch de hoop niet laat varen. Eerder verweet ik Heijne zijn plicht tot optimisme te verzaken: www.boekbesprekingenPaulStrijp.blogspot.com/2016/11/bas-heijne-verzaakt-zijn-plicht-tot.html


En ook nu lukt het me met de beste wil van de wereld maar niet om een sprankje hoop in zijn betoog te ontwaren. En dat mag van een man van zijn statuur wel verwacht worden. Zie bijvoorbeeld ook het interview dat Heijne op 17 december 2016 in de Volkskrant gaf aan Van Zijl, opgenomen aan het einde van de publicatie. Daarin stelt hij onomwonden dat onze beschaving in het geding is door de burger die denkt dat zijn vrijheid onbeperkt is. Een beschaving die ten onder dreigt te gaan, sic!

Laten we er niet omheen draaien: Heijne is een begenadigd essayist met een gitzwart gemoed.


Paul Strijp, 30 juli 2017