Translate

dinsdag 28 juli 2020

Treffende vergelijkende analyse van Casper Thomas in De Autoritaire Verleiding laat de broosheid van democratieën zien





BOEK
Casper Thomas  De autoritaire verleiding. Over de opmars van de antiliberale wereldorde. Uitgeverij Atlas Contact. Amsterdam / Antwerpen. Tweede druk, januari 2019.


Vrijheid en democratie. Een Siamese tweeling, zou je denken. Niet dus. Aan de hand van de ontwikkelingen in vijf landen (Turkije, Hongarije, India, Rusland en de Verenigde Staten) laat Thomas zien hoe een democratie ook kan leiden tot een vermindering van de vrijheid. Tot een antiliberale orde. Zijn analyse: deze landen hebben een compleet andere perceptie van het verleden dan veel westerse democratieën. Zij voelen zich bijvoorbeeld gekrenkt door een voormalig bezetter en willen met dat gevoel afrekenen. Kort en goed: deze vijf landen hebben wel iets anders aan hun hoofd dan het streven naar een liberale democratie. Het gevolg is dat democratieën in rap tempo kunnen eroderen. Democratieën blijken zeer broze bouwwerken.


"Het democratische succes van het illiberalisme zorgt voor veel vraagtekens. Er is geen eenduidige historische verklaring waarom deze wending zich heeft voltrokken", stelt Thomas in zijn slothoofdstuk. Anders geformuleerd: vijf verschillende naties, vijf verschillende verhalen, vijf verschillende verklaringen voor het ontstaan van een democratie met verminderde vrijheid. Met als enige rode draad hooguit de collectieve blindheid van de liberale democratieën zelf. Deze hebben zich wat hooghartig getoond. Hun houding was: wie doet ons iets? Zij hebben nooit voor mogelijk gehouden dat er een serieus alternatief voor haar eigen bestaansvorm zou kunnen ontstaan.

Om te beginnen: de vijf verhalen van Thomas in kort bestek. Welke constellatie van factoren kon in elk van deze landen zorgen voor het ontstaan van een antiliberale orde?


Turkije: antiliberalisme door een historische voedingsbodem van tegenstellingen over identiteit

Thomas is al een eindje op weg met zijn analyse van Turkije als hij plots de antropologe White ten tonele voert. Zij laat volgens hem zien hoe president Erdogan gedreven wordt door loyaliteit en sociale netwerken. "'De tegenstelling tussen islam en secularisme, nagenoeg het enige raamwerk dat de meeste westerse analisten gebruiken, levert niet langer een bruikbare diagnostiek', schrijft ze. 'In plaats daarvan zien we een terugkerende cyclus van conceptuele patronen en bijbehorende rollen - die van de "sterke man", de onbaatzuchtige held en de verrader - die al langer de Turkse politieke cultuur ontregelt'."

De zienswijze van White vormt een interessant Fremdkörper in het hoofdstuk van Thomas over Turkije. Want voor het overige ademt dat juist een keihard en klassiek spanningsveld tussen secularisme en islam. Aan de ene kant Atatürk die na het eeuwenlange Ottomaanse rijk de seculiere identiteit wettelijk wilde verankeren. En de etnische en culturele identiteit desnoods met steun van het leger afdwong. Een lijn die later werd voortgezet door de kemalisten. Aan de andere kant Erdogan met zijn partij AKP. Voortdurend op zoek naar een vergroting van de ruimte voor de islam.

De auteur laat dit spanningsveld terugkeren in zijn beschrijving van het leiderschap van Erdogan. "…. deels een nieuwe Atatürk, deels een nieuwe sultan, versmelten oude en nieuwe patronen tot een geheel dat zonder meer van nu is". Dat eigentijdse, dat zonder meer van nu, kenmerkt zich door een scala aan anti-rechtsstatelijke maatregelen en wetten: het overnemen van de rechterlijke macht door de politiek, het afvlakken van het medialandschap, het uit hun functie zetten van wetenschappers, het recht om het parlement te ontbinden, om per decreet te regeren en om rechters te benoemen.

Dit klimaat van tegenstellingen is volgens Thomas door twee factoren versterkt. Beide zijn van nationalistische aard. Allereerst de invloed van de dichter Necip Fazil Kisakürek (1905). Hij gold voor Erdogan als inspiratiebron. En ten tweede de Turkse gekrenktheid als gevolg van de afwijzing van het lidmaatschap van de Europese Unie.

Samenvattend. Hoewel White een ander licht op de Turkse zaak werpt, rijst voor mij uit de beschrijving van Thomas een beeld van een in de kern nog steeds valide tegenstelling tussen secularisme en islam. Het hedendaagse Turkse antiliberalisme heeft op die voedingsbodem kunnen ontstaan. Een aansprekende leider die nationalistische gevoelens weet aan te spreken en zich gaandeweg belangrijke rechten en vrijheden toe-eigent, is daarbij een belangrijke versterkende factor gebleken.


Hongarije: antiliberalisme door het hervinden van een onderdrukte nationale identiteit

In tegenstelling tot Turkije is Hongarije wel toegelaten als lid van de Europese Unie. Dat gebeurde in 2004. Daarin zat voor de Hongaren dus geen bron van frustratie. Toch zorgde juist dat EU-lidmaatschap voor een spanningsveld waarin de antiliberale democratie kon gedijen. Het perspectief van de Europese identiteit botste namelijk met het nationale idee dat de Hongaren na 500 jaar buitenlandse bezetting haar eigen wortels wilde ontdekken. Daartoe haalde het land ook de banden aan met Rusland van president Poetin.

Vanzelfsprekend zijn ook andere ontwikkelingen relevant geweest. Allereerst: Hongarije kent een zeer gepolariseerd klimaat. Zo brengt de klopjacht van de grootste politieke partij, Fidesz, op de democratische voorvechter Soros de auteur tot de conclusie: "... politiek bedrijven draait hier inderdaad om het aanwijzen van vijanden". Verder heeft ook Hongarije, hoewel lid van de EU, haar eigen gekrenkte nationale trots. Deze gaat 100 jaar terug.
"In 1920 werd het Verdrag van Trianon getekend. Trianon legde de eindtermen van de Eerste Wereldoorlog vast. De Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie werd op voorstel van de Fransen opgedeeld in losse naties waarbij Hongarije twee derde van zijn toenmalige territorium verloor aan omringende landen en bijna een derde van de Hongaarssprekenden buiten de landsgrenzen kwam te wonen. Het gevoel van historisch onrecht speelt nu weer een belangrijke rol in Hongarije, iets waar Orbán handig gebruik van maakt." (pagina 94)
Tegen deze achtergrond verklaart premier Orbán openlijk een 'illiberale democratie' na te streven. Daarbij gebruikt hij de grondwet voor de herinrichting van de Hongaarse democratie.
"Op papier golden democratische normen: er waren verkiezingen en het parlement had het laatste woord. Maar van een al te levendig democratisch debat was geen sprake. Het dolle tempo waarmee Hongarije na 2010 wetswijzigingen doorvoerde, was een teken dat het parlement zich tot stempelmachine had laten reduceren." (pagina 115)
Een laatste relevante factor voor het ontstaan van de Hongaarse antiliberale orde is een strijd over het verleden. Met name over de rol en betekenis van admiraal Horthy. Deze was tussen 1920 en 1944 als dictator in Hongarije aan de macht, vaardigde antisemitische wetten uit en sloot een coalitie met Hitler. De Hongaren hebben Horthy lange tijd 'aan de verkeerde kant van de geschiedenis' geplaatst maar gunnen hem nu een zekere herwaardering. Een ontwikkeling die Thomas veel waarde toedicht. EU-lid Hongarije 'herordent' volgens hem zijn verleden.
"Hoe dan ook is het duidelijk dat in Hongarije wordt gestreden om een nieuwe historische indeling van goed en fout (…). Een specifieke kijk op het verleden laat zich echter niet afdwingen. Naast een conflict over democratie en rechtsorde hangt het vooruitzicht van een grimmige herinneringenstrijd daarmee boven Europa". (pagina's 121, 124)

India: antiliberalisme door de combinatie van internationale ambities en het hindoe-primaat

India kan bogen op een 70-jaar oude democratie, geschraagd door de beginselen van diversiteit en pluralisme. In 2014 werd deze in één klap weggevaagd. Waarom? "De kiezers wilden geen dynastie, maar meritocratie. Ze kozen niet voor een kroonprins, maar voor een theeverkoper die zichzelf omhoog had gewerkt." Vrij vertaald: de kiezers hadden genoeg van de vriendjespolitiek in de lijn van Gandhi en Nehru en kozen voor een model waarbij je maatschappelijke positie afhangt van je prestaties.

En toen ging het hard. Die theeverkoper was Modi. Hij won de verkiezingen met een absolute meerderheid. En Modi wist wat hij wilde. Het primaat van het bedrijfsleven boven de staat, de wil van de leider boven de beginselen van bureaucratie en het hindoeïsme als basis van de Indiase beschaving. Dat laatste element vormt de drijvende kracht achter een ambitieuze internationale agenda.
"Wat de wereld niet direct opmerkte, was dat India met Modi richting de voorhoede van de geschiedenis stootte: India omarmde illiberale machtspolitiek, plus een nieuw historisch verhaal om dit te legitimeren. (…) 'Ik ben een Indiër en ik heb een simpele definitie van secularisme. Jullie zullen het met mijn definitie eens zijn - hij luidt: "India eerst". " (pagina 131)
Op basis van dit verhaal ontwikkelt India zich verder. Met een toenemend gebruik van geweld jegens de moslims en met een autoritaire en centralistische leiderschapsstijl van Modi die zich mag verheugen in een toenemende populariteit en met een internationale beeldvorming die erop gericht is om de wereld te laten zien dat India haar plek op het wereldtoneel opeist.

Evenals in zijn beschrijving van Hongarije vraagt Thomas aandacht voor het belang van de wijze waarop de machtshebbers de geschiedenis definiëren. Ook Modi legt de nadruk op de periode waarin zijn land onderdrukt is. "De slavenmentaliteit die 1200 jaar heeft geduurd zit ons dwars." Door dit accent maakt Modi volgens Thomas de revanche onderdeel van de historische dynamiek van India. "De echte inzet van dit debat waren niet jaartallen, maar de betekenis van de geschiedenis voor de identiteit van India op dit moment."

Waar Thomas de grondspanning van de Indiase politiek beschrijft als een scheidslijn tussen het in ere houden van de hindoenatie enerzijds en het seculiere diversiteitsideaal van Nehru anderzijds, is hij in zijn slotsom overduidelijk.
"Het oude India, van Jawaharlal Nehru, Mahatma Gandhi en de Congrespartij, die onderdak probeerden te bieden aan alle geloofsgroepen in India, verdwijnt langzaam uit beeld. (…) Sinds India zijn geschiedenis als democratie begon ging achter iedere politieke handeling steeds een fundamentele keuze schuil: die voor de liberale democratie waarin de meerderheid regeert en de rechten van de minderheden tegelijkertijd gewaarborgd bleken, of die voor de illiberale, waarbij het beschikken over een meerderheid wordt gebruikt om een dominante cultuur te bevorderen ten koste van de rest. (…) In Modi's India, waar de massa een bloedspoor door de recente geschiedenis trekt, heeft dat laatste op dit moment de overhand." (pagina's 181, 183)

Rusland: antiliberalisme door het streven om vernedering met oude verhalen te overwinnen

Ook hier gekrenkte nationale trots.
"Het nieuwe verhaal van Rusland dat Poetin heeft vormgegeven is gebaseerd op het overwinnen van de jarenlange vernedering waarin Rusland was beroofd van zijn status als historische kracht en noodgedwongen genoegen moest nemen met een ondergeschikte rol op het wereldtoneel."
Volgens Thomas heeft dat verhaal geleid tot nieuwe interesse in oude bronnen. Iljin, Berdjajev, Solovjov, Goemiljov, Troebetskoi, Doegin en Timofejev: àls de westerse liberale democratieën al ooit van deze namen gehoord zouden hebben, dan hadden ze daar in het geheel geen aandacht voor. Zij zaten te veel vast in het verhaal dat er voor hun eigen staatsvorm geen alternatief zou zijn. Democratie was toch immers het einde van de geschiedenis?

Hoe het ook zij, het denken van elk van deze lieden had invloed op Poetin.
"Inmiddels lijkt Poetin er definitief van overtuigd dat het idee dat Rusland op het Westen zou gaan lijken een historische vergissing is. (…) Deze denkers die Poetin inspireren (…) geloven in het eurazianisme, het idee dat er één grote beschaving zou kunnen bestaan die zich over het Europese en het Aziatische continent uitstrekt, gestoeld op het christendom en waar Rusland als 'hartland' de regie over voert." (pagina 229)
Daar kwam bij dat Poetin veel ruimte kreeg toebedeeld. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie immers kampte Rusland met een economische chaos. "Het is Ruslands nationale verhaal in een notendop: chaos en opstand vormen een permanente bedreiging voor staat en kerk, en het is aan de leider om dat gevaar te beteugelen." Met dat verhaal wist Poetin wel raad. Hij pakte het bedrijfsleven in met een deal waarin onderzoek naar onrechtmatigheden werden 'afgekocht' met een belofte van loyaliteit aan hem. En voor het overige kneedde Poetin Rusland tot een postmoderne dictatuur. Een voortdurend van kleur wisselende mix van democratie en dictatuur. Waarbij Rusland volgens Thomas het vermogen heeft om de waarheid voortdurend naar believen vorm te geven.
"In de liberale democratie is de waarheid een toetssteen om de macht te beperken. In haar illiberale tegenhanger geldt de postmoderne aanpak: elke waarheid is relatief en kan dus naar behoeven worden vormgegeven. Zo is Rusland, bedoeld of niet, een politieke trendsetter geworden. Wie beweert dat Rusland (…) is blijven steken in een vorig tijdperk, miskent dat Rusland vooropgaat in de groeiende antiliberale wereldorde." (pagina 235)

Verenigde Staten: antiliberalisme
"Trump is wellicht een geval apart. Wat ontbreekt in zijn illiberalisme, is een fijnmazige kijk op het verleden. 'Make America Great Again' is een losse kreet, nauwelijks ingevuld met namen, jaartallen of gebeurtenissen uit het verleden van de Verenigde Staten. Niets in zijn verhaal geeft substantie aan dat woord 'Great', anders dan zijn eigen succes. (….) Voorlopig blijft Trump de leider die wordt meegesleept door de geschiedenis in plaats van er regie over te voeren zoals Orbán, Erdogan, Modi en Poetin dat doen." (pagina 291-292)
Dit citaat raakt de kern van het verschil van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten met die in de overige vier landen. Historische of ideologische bevlogenheid is de Amerikaanse president vreemd. Wat hem niet vreemd is, is het gebruik van het rechtssysteem om politieke tegenstanders uit te schakelen. Dit gaat hand in hand met een groot aantal anti-rechtsstatelijke maatregelen zoals het in hoog tempo regeren per decreet, de opheffing van de scheiding der machten en het oproepen tot geweld. Waarbij zijn hele handel en wandel voortdurend vergezeld gaat van een geur van malversaties.
"De financiële huishouding van de president (…) blijft buiten het zicht van het publiek. (…) Ondertussen gebruikt Trump het Witte Huis zowel als portemonnee als verdienmodel. Nog voor het eerste jaar van zijn ambtstermijn voorbij was, kon hij al de geschiedenis in als de president die het meeste publieke geld erdoorheen heeft gejaagd om zijn persoonlijke levensstijl te financieren ….." (pagina's 271-272)
 
Waarschuwing

"In een periode van vier jaar vestigde zich de illiberale wereldorde en kwam de twintigste eeuw definitief tot een eind". Zonder meer de duizelingwekkendste zin uit het boek van Thomas. Zeker als je bedenkt dat het ontstaan van de democratie van de Verenigde Staten terugvoert naar de achttiende eeuw. Thomas roept het beeld op dat de verworvenheden van een traditie van meer dan twee eeuwen in vier jaar tijd kunnen worden weggevaagd. Dat is de werkelijke waarschuwing die van dit boek uitgaat. Deze komt nu zijdelings voorbij maar is het waard om luider te laten klinken, óók in Nederland.

De afbraak van de liberale democratie heeft overigens een wat paradoxaal karakter. Zij komt namelijk op een democratische wijze tot stand. Dat laat Thomas voortdurend zien, het duidelijkst aan de hand van de ontwikkelingen in Hongarije. De machtshebbers daar hanteren deugdelijk de regels van het democratische spel, zij het dat zij die tijdens het spel voortdurend veranderen.


Mijn waardering

De vergelijkende analyse van Thomas vind ik interessant en overtuigend. Ik heb er weinig incoherentie in kunnen ontdekken. Mijn enige kanttekening betreft het feit dat Thomas vooral het perspectief van de autoritaire leiders schetst. Wat denken en willen zij? Maar wat is het perspectief van de bevolking? Getuige de mondiale opkomst van het rechts-populisme moet er welhaast sprake zijn van een zekere resonantie tussen beide perspectieven. Voor de lezer blijft dat nu gissen.

Thomas belicht die resonantie alleen op de pagina's 263 - 266. Daar laat hij de beleving van de Amerikaanse bevolking zien. Een cultuurkloof tussen hoog- en laagopgeleiden, gevoed door migratie, zorgt ervoor dat veel kiezers de elite verafschuwen. Iets waar Trump haarfijn op inspeelt. Daar komt ook nog eens het hoge tempo van de economische transformatie bij met een extreme ongelijkheid tot gevolg.

Hoe zit dat allemaal in die vier andere landen?


Paul Strijp, 20 juli 2020

maandag 13 juli 2020

Miriam Rasch brengt de frictie in haar boek Frictie te weinig in de praktijk



BOEK
Miriam Rasch  Frictie. Ethiek in tijden van dataïsme. De Bezige Bij. Amsterdam, 2020

Data en algoritmen lijken neutraal, maar zijn dat niet. Zij zijn juist cultureel bepaald. Ook liggen er allerlei verborgen machtsverhoudingen aan ten grondslag. Deze onzichtbaarheid leidt tot een probleemloos geloof in data, het dataïsme. Dat schuurt niet, is frictieloos. Rasch trekt daar tegen ten strijde. Zij weigert zich neer te leggen bij vanzelfsprekendheden, pleit juist voor alternatieven en vrijheden en roept op tot verzet. Rasch introduceert een nieuwe vorm van -wat genoemd kan worden- communicatief handelen. Het is echter lastig om te zien hoe dit bijdraagt aan een vermindering van de frictieloosheid. En daar was het Rasch nu juist wel om te doen.


In haar eerste inleidende hoofdstuk zet Rasch meteen de toon. Ethiek in relatie tot data ziet zij louter als lippendienst. De overtuigingen achter het heilige geloof in data, door haar dataïsme genoemd, zijn zo rotsvast dat er van werkelijke ethische reflectie géén sprake is. En daar wil zij verandering in brengen. Door de zaak een beetje los te wrikken. Het doel van haar boek is juist om frictie in de praktijk te brengen. De grote vraag is dan natuurlijk: in hoeverre slaagt Rasch in deze opzet? Om deze vraag te beantwoorden zal ik eerst haar analyse weergeven, vervolgens haar pleidooi om tot slot te reflecteren op de vraag in hoeverre zij haar doel bereikt heeft.


De analyse van Rasch: data en algoritmen zijn niet neutraal

Ze lijken allemaal zo onschuldig: data, datapunten, algoritmen, de digitale codes 0 en 1, maar ook cijfers en getallen. Optisch bedrog, zo betoogt Rasch. In werkelijkheid ligt aan al deze vormen van kwantificering namelijk menselijk handelen ten grondslag. En dat is allerminst neutraal. De mens immers baseert zich altijd op de een of andere ideologie.

Zo zijn de codes 0 en 1 volgens haar cultureel bepaald. Beide cijfers vormen met elkaar een typisch westers onderscheid. Ze zijn immers niet gelijkwaardig. Onder verwijzing naar de schrijfster Plant stelt Rasch dat dit koppel staat voor een veelheid aan tegengestelde betekenissen, bijvoorbeeld: aan en uit, rechts en links, licht en donker, wit en zwart, goed en fout. "En in zo'n hiërarchische verhouding staat de 0 gelijk aan vergetelheid." Niks neutraliteit dus, 1 is de baas.

Een vergelijkbaar pleidooi houdt zij over de statistiek, het siamees tweelingbroertje van het dataïsme. Een vak dat volgens Rasch bol staat van de verborgen machtsverhoudingen. De statisticus die telt is de baas over degene die geteld wordt. En het maken van classificaties is evenmin onschuldig. Als je lijdt aan een ziekte die in de statistieken ontbreekt heeft dat gevolgen voor je behandeling en voor de vraag of je voor euthanasie in aanmerking komt. Kort en goed: classificeren is macht.

Juist de onzichtbaarheid van deze onderliggende patronen geeft het gebruik van data iets vanzelfsprekends. Het dataïsme roept nauwelijks vragen op, 'schuurt' niet en is volgens Rasch frictieloos. Terwijl de onderliggende patronen en verhoudingen volgens haar juist opengebroken moeten worden. Het dataïsme heeft behoefte aan frictie en weerstand.

Deze analyse is op zichzelf niet nieuw. Het niet-neutrale karakter van data en algoritmen heeft zeker de laatste jaren veel maatschappelijke en politieke aandacht gekregen. Dat laat onverlet dat dit gegeven niet genoeg benadrukt kan worden, zeker als de voorbeelden origineel zijn. En dat zijn ze bij Rasch. De koppeling die zij legt tussen data enerzijds en cijfers en getallen anderzijds vond ik origineel.

De behoefte aan frictie en weerstand is evenmin nieuw. Een klassieke filosoof als De Tocqueville (1805 - 1859), ook wel de duistere profeet van de technologie genoemd, vroeg hier al aandacht voor. En in recentere tijden ook iemand als de Amerikaanse socioloog Richard Sennett. Zie bijvoorbeeld zijn werk Stadsleven (https://www.meulenhoff.nl/producten/stadsleven-9789029093064). Sennett pleit daarin voor weerbarstigheid en dubbelzinnigheid in een door data en technologie gedomineerde stad. Weerbarstigheid staat voor het vermogen om met weerstand en obstakels om te gaan. Maar ook hier geldt: het maatschappelijk debat is zeker gediend met blijvende aandacht voor dit vraagstuk. En ook hier zijn de voorbeelden van Rasch tot de verbeelding sprekend. Zeker haar beschrijving over het else, het geheel van gedataficeerde portretten dat ergens in cyberspace over ieder van ons rondwaart, legt de behoefte aan frictie indringend bloot.


Het pleidooi van Rasch: alternatieven, vrijheden en verzet

Rasch legt zich er niet bij neer. De wereld van het dataïsme moet worden opengebroken. Zij wil frictie genereren. Dat doet zij langs twee lijnen.

Allereerst de lijn van het bieden van alternatieven en vrijheden. Zij verwerpt een al te reductionistische mensopvatting. De opvatting bijvoorbeeld dat de mens in de kern uiteindelijk niets meer of minder is dan een algoritme, iets wat de wereldberoemde auteur Harari beweert. Aan dat type stellingnamen heeft Rasch een broertje dood. Waarom? Deze bieden géén ruimte voor diversiteit en variëteit en belemmeren daarmee een echte ethische discussie. Eenzelfde bezwaar koestert de auteur tegen het voorspellend vermogen van data. "Het dataïsme is een geloof van predestinatie". En bij voorbeschikking is evenmin ruimte voor alternatieven. Wat dan rest zijn eenvoudige verhalen en eenduidige verklaringen. Terwijl de werkelijkheid juist meervoudig is.

De tweede lijn die Rasch bewandelt in haar kruistocht voor 'frictie-rijkheid' is die van het verzet. Zij volgt daarbij auteurs als Pint en Deleuze. De eerste pleit voor verbeeldingsverzet, het weigeren mee te doen aan alles wat in data omgezet kan worden. Deleuze roept op tot idiotie. Een idioot maakt dingen juist moeilijker dan makkelijker en vertrouwt op ondoelmatigheid en intuïtie. Dit verzet keert zich dus tegen elke vorm van rationalisatie.


Heeft Rasch haar doel bereikt?

Heeft Rasch de frictie in de praktijk gebracht? Dat was immers haar belofte. Naast haar filosofische beschouwingen waarvan er hierboven een aantal is uiteengezet bouwt zij in het laatste hoofdstuk een -wat ik zou willen noemen- vorm van communicatief handelen.

Dit richt zich enerzijds op het openbreken van woorden. Zoals zij zich verzet tegen de vanzelfsprekendheden van de dataïsten, zo doet zij dat ook tegen die van de humanisten. Noties als levenskracht, bedoeld om aan de dictatuur van de data te ontsnappen, verwerpt zij. Ook die immers claimen een monopolie op de werkelijkheid en belemmeren het denken over alternatieven.

Anderzijds richt haar communicatief handelen zich op vormen zoals stilte, zwijgen, luisteren en indirect spreken. "We zullen andere vormen van spreken moeten ontwikkelen, vormen die tijdelijk zijn, meerstemmig, op gelijke voet staand met elkaar, decentraal, niet geïnteresseerd in nut maar in vrijheid".

Juist bij deze vormen van spreken is de relatie met het genereren van frictie erg dun. Neen is een hardop uitgesproken frictie, stelt Rasch onder verwijzing naar Barthes. Maar hier had ik toch graag een uitvoeriger verhaal gewild. Hoe kan luisteren bijvoorbeeld aan frictie bijdragen? Of hoe kan dit communicatief repertoire ertoe leiden dat burgers hun verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de algoritmische dood door een machtshebber? Want die verantwoordelijkheid heeft eenieder van ons, zo stelt Rasch. Dat is een zware last. Hoe we deze kunnen dragen, vertelt de auteur er niet bij. Ook het door haar aangehaalde concept van het frictieloos design, een ontwerp met zo veel gebruiksgemak dat je vergeet dat er technologie en dus menselijke keuzes aan te pas komen, schreeuwt om een frictierijke uitwerking. Die blijft nu achterwege.

Mijn conclusie is dan ook dat de auteur, in dit overigens lastige doch lezenswaardige boek, haar doel maar ten dele bereikt heeft.

Paul Strijp, 13 juli 2020

#ethiek #data #technologie #dataïsme #frictie

maandag 6 juli 2020

De zeven lijnen uit HET WERK van Etty Hillesum die mij het meest raakten


BOEK
Etty Hillesum  HET WERK 1941 - 1943  Uitgegeven onder redactie van Klaas A.D. Smelik, tekstverzorging door Gideon Lodders en Rob Tempelaars. Zesde herziene en aangevulde druk met nieuwe titel. Uitgeverij Balans. Amsterdam, september 2012.
 

Op 21-jarige leeftijd las ik Het verstoorde leven van Etty Hillesum. Dit dagboek maakte een onuitwisbare indruk op mij. De mildheid en vergevingsgezindheid van deze jonge Joodse vrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog vond ik getuigen van een bijna bovenmenselijke natuur. Hoe kan een mens dit überhaupt opbrengen?, zo vroeg ik mij af. De jaren daarna bleef dit boek tot mijn favoriete werken behoren. Onlangs ontdekte ik in het Etty Hillesum Centrum in Deventer (https://ettyhillesumcentrum.nl/nl/) dat dit dagboek inmiddels is uitgegeven als onderdeel van haar totale oeuvre. Dat las ik. Ruim dertig jaar na Het verstoorde leven beschrijf ik hieronder de zeven lijnen uit dit oeuvre die mij het meest raakten.




1. De onvoorwaardelijke zinrijkheid van het leven

Zij draait er niet omheen. "En al zit je op een zolderkamer en vreet droog brood, het leven is waard geleefd te worden." Pats, boem. Die komt binnen. Hillesum etaleert ten volle de rauwheid van het bestaan tijdens de oorlog. En laat die direct volgen door de paradoxale boodschap die haar hele oeuvre doordrenkt: hoe ellendig het leven ook is, het is de moeite waard! Deze boodschap wordt indringender naarmate de omstandigheden voor de Joden beroerder worden. Op enig moment toont zij zich zelfs dankbaar. "..... die twee maanden tussen dat prikkeldraad, die de intensiefste en rijkste maanden uit mijn leven waren (…..) Ik ben je er dankbaar voor mijn God, dat je mijn leven op iedere plek, waar ik ben zo mooi maakt …. ". Om even later te verklaren dat zij in Westerbork de bevestiging heeft gevonden van haar liefde voor dit leven.

Je zou haar een ras-optimist kunnen noemen. Maar die kwalificatie is niet toereikend. Wat zij beschrijft gaat verder en dieper dan optimisme. Een beter woord heb ik niet. Daar komt bij dat Hillesum zich nergens moralistisch toont. Evenals ruim 35 jaar geleden stelde ik mezelf de vraag: hoe is het mogelijk dat een jonge vrouw over deze mentale oerkracht beschikt? Het antwoord bleef ik na lezing van het boek schuldig.

Dat alles neemt niet weg dat ook zij haar duistere perioden kende. Zoals die in oktober 1941. Een periode waarin Hillesum een doodsverlangen kent en soms zelfs met de gedachte aan zelfmoord speelt. "Soms zou ik zo maar weg willen glijden uit dit leven. Dan is het net of niets me meer vast houdt, dan is het net of ik het allemaal al wel weet en of ik het kinderachtig vind, dat ik alles nu ook nog eens in de werkelijkheid moet beleven (…) Ik ben weer, een paar dagen al, aan het terugvallen in m'n eigen "zwartste middeleeuwen". Aldoor maar willen slapen, honderd dingen op een dag van plan zijn en niets ten uitvoer brengen (…)

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 47, 140, 148, 550-551, 557)


2. De omarming van het lijden en het lot

Vrij snel in het boek geeft zij zich over. Hillesum verklaart dat zij vroeger altijd alles wilde begrijpen. Waarom is een boom zo mooi? Aan dat begrijpen lag een dieper verlangen ten grondslag: het verlangen om de natuur te onderwerpen en te omvatten. Haar overgave zit in de transformatie van begrijpen naar onder-gáán. Daarmee laat zij de lijdelijkheid in haar leven toe. Lijden is voor haar het accepteren van iets onveranderlijks waardoor nieuwe krachten vrijkomen.

Net als bij de zinrijkheid van het leven wordt haar lijdelijkheid sterker naarmate de dreiging van de nazi's gruwelijker wordt. Haar zinnen worden indringender. Zo schrijft ze dat we de algehele vernietiging moeten aanvaarden. En even later dat de ondergang ook bij het leven hoort. Wederom toont zij zich dankbaar. "Toch ben ik er dankbaar voor, dat je me niet aan dit rustige bureau hebt laten zitten, maar me midden in het lijden en in de zorgen van deze tijd hebt gesteld".

Prachtig is haar vergelijking van de Russen met de westerlingen. "De Rus draagt tot aan het einde en zet z'n schouders onder het volledige gewicht der ontroeringen en lijdt tot op de bodem. Wij houden halverwege op met dragen en bevrijden ons met woorden, beschouwingen, philosophieën, theoretische verhandelingen, wat je maar wilt. (…) Wij ontnemen ons het laatste lijden en wentelen het van ons af met woorden. De Rus draagt tot het einde en wanneer hij daarbij niet te gronde gaat, wordt hij steeds sterker."

Haar ideeën over het lijden zijn voor een belangrijk ontleend aan Rathenau. Ieder van ons krijgt zijn deel in het lijden van de wereld, stelt hij. Dat deel kunnen we maar beter op ons nemen in plaats van ons te verzetten. Zonder verzet zal het lijden als een kind inslapen.

Scherp wordt zij als ze de Joden aanspreekt die onderduiken. "... ze zeggen soms, dat ze dat doen omdat ze niet voor de D. willen werken. Maar zo heroïsch en revolutionair ligt dat niet bij hun. Eigenlijk onttrekken ze zich, met een schoonklinkend excuus aan het lot, dat ze gemeenschappelijk met anderen hadden moeten dragen." Hier laat zij wel degelijk een moralistische noot klinken.

Even later blijkt Hillesum dan ook maar een mens. Zelfs haar kan het lijden te veel worden. Op 10 juli 1943 worden haar ouders vanuit Westerbork op transport naar Polen gezet. "Ik ga niet mee, ik kan het niet. Het is gemakkelijker om uit de verte voor iemand te bidden dan hem naast je te zien lijden. Het is geen angst voor Polen, dat ik niet met m'n ouders samen ga, maar angst om ze te zien lijden. Dus toch weer lafheid".

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 27, 29, 478, 486, 494, 520, 528, 553-554, 669)


3. De liefde voor de mensheid, God, één ander persoon en zichzelf

"Want de liefde tot één mens is toch eigenlijk alleen maar liefde tot zich zelf." Een uitspraak van S., de handlezer Julius Spier met wie Etty Hillesum een zeer hartstochtelijke verhouding heeft. Zij worstelt zichtbaar met deze gedachte. Op een groot aantal plaatsen in het boek onderschrijft ze het primaat van de liefde voor de mensheid boven die voor één persoon. "Und die reinste Liebe ist die Liebe am meisten." Ze verbindt daar ook de consequentie aan om alléén door het leven te gaan. Inclusief de keuze om niet in het huwelijk te treden. Gesprek en proza bieden haar meer bevrediging dan 'een echtelijke legerstede'.

Maar de spanning is permanent voelbaar. Soms komt een verlangen in haar op om zich wel degelijk tot één iemand te bekennen. En op andere momenten erkent ze -zij het schoorvoetend- zelfs het huwelijk als optie. Met de naderende ondergang voor ogen neemt de liefde voor de gehele mensheid dan toch weer de overhand.  "Is het heel hoovaardig van me als ik zeg, dat ik veel te veel liefde in me heb om aan één mens alleen te kunnen geven?"

Hoe past haar godsbeeld hierin? "M'n ziekte is, dat ieder mens me in laatste instantie zo vreemd blijft." Vanuit deze vervreemding maakt zij een belangrijke stap. "Ik geloof niet, dat ik het van een ander mens zal moeten hebben in m'n leven, maar van mezelf en van God."  Uiteindelijk resteren er voor haar dus twee entiteiten: God en zijzelf. En die lijken dan ook nog eens samen te vallen. "...., als je God maar in je hebt-...."

Tot die God-in-zichzelf verhoudt zij zich op verschillende manieren. Allereerst lijkt er sprake van een zekere schaamte. "Men moet ook de moed hebben uit te spreken, dat men gelooft. God uitspreken."  Maar schaamte of niet, God is voor haar wel de baas. Hij oefent een krachtig centraal gezag uit. Voor het overige is haar liefde voor en geloof en vertrouwen in God onvoorwaardelijk. "En ik geloof in God, ook als de luizen me binnenkort hebben opgevreten in Polen."  Zij verwijt God niets, God is ons geen verantwoording verschuldigd en wij moeten God helpen in plaats van andersom. "Eigenlijk zijn dat de enige liefdesbrieven, die men zou moeten schrijven: die aan God."  Haar godsbeeld heeft pantheïstische trekken. "...: God, en dat omvat alles en dan hoef ik al het andere niet meer te zeggen."

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 72, 87, 101, 183, 184, 190, 233, 235, 268, 274, 286, 385, 400, 479, 484, 579, 682)


4. Complexe, gepassioneerde en spirituele liefdesverhoudingen

"Gisteravond op die koude fiets overzag ik opeens in een plotselinge terugblik, met wèlk een enorme intensiteit, met welke inzet van m'n hele persoon, ik deze man en z'n werk en z'n leven in een half jaar tijds in me heb opgenomen en verwerkt. Hij is tot een bestanddeel van mij geworden. (…) En bij zijn vele woorden was het weer eens of ik dronk uit een krachtgevende bron."

Hillesum schrijft hier over S., haar minnaar. Haar eigenlijke partner is Han. Hoewel zij met respect en genegenheid over hem schrijft, valt zijn betekenis voor haar in het niet bij die van S. Hillesum worstelt met het naast elkaar bestaan van deze twee verhoudingen. "Het is toch allemaal wel chaotisch."  Die chaos weerhoudt haar niet om haar verlangen naar S. te laten groeien en rijpen tot een onafwendbare overgave. Schuldgevoelens jegens Han komen en gaan. Om de zaak nog complexer te maken spelen er ook nog een abortus en een sexuele relatie met een vriendin, Liesl geheten, doorheen. "Wat is dat toch voor een leven, dat ik leid?"

Openhartig is Hillesum als zij erkent S. géén hereniging met zijn in het buitenland verblijvende partner te gunnen. De liefde tot de mensheid is haar soms dus toch te veel gevraagd. Doodgewone jaloezie was haar niet vreemd. Eigenlijk ook maar gewoon een mens, zou je kunnen zeggen.

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 163, 165, 234, 271, 361)


5. Stoïcijns onder alle ellende van de aanstaande vernietiging

Aan het einde van het boek is de toenemende beklemming voelbaar met het omslaan van de bladzijden. Hillesum schetst een beeld van de kampementen in Westerbork. Tegen de klippen op probeert zij de moed erin te houden. Maar zelfs zij kan zich niet onttrekken aan omschrijvingen als "Hier een compleet gekkenhuis, waarvoor we ons nog drie eeuwen te schamen zullen hebben" en "Het is eigenlijk wanhopig allemaal. (…) Het is een grote lijdensgeschiedenis, onder ons gezegd". Omschrijvingen die bijna niet 'des Hillesums' aandoen. Het meest schrijnend zijn de pagina's 685 - 696. Het leven als de hel.

Wat dan wel typisch des Hillesums is, is haar immuniteit. Haar stoïcijnse levenshouding, zelfs onder deze erbarmelijke omstandigheden. Door ".... zelf niet te verharden innerlijk" wordt zij onverschillig en ontwikkelt evenmin angst of haatgevoelens. "Meestal slaan de dreigendste maatregelen - en het zijn er nog al wat tegenwoordig- te pletter tegen mijn eigen innerlijke zekerheid en vertrouwen". De nazi's kunnen het de Joden hooguit 'een beetje lastig' maken, zo stelt zij onbewogen.

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 373, 429-430, 457, 663, 664, 685 - 696)


6. Schrijfster van uitgestelde intenties

Zoals veel kunstenaars is Etty Hillesum de roem eerst na haar dood ten deel gevallen. "Mijn geduld moet nog groeien." en "Ik zal later schrijven." duiden op uitstelgedrag. Ook wel op een gebrek aan zelfvertrouwen. Dat laatste benoemt zij zelfs expliciet: "Ik kan niet schrijven, maar ik onderga dit leven aan den lijve ….". Toch heeft zij er vertrouwen in dat haar schrijversprestaties ooit groter zullen worden dan haar pretenties. Zij zou bij leven eens geweten moeten hebben van de latere literaire waardering van haar werk. Het is de vraag of ze er gevoelig voor zou zijn geweest.

Hillesum spiegelt zich aan Rilke, haar grote voorbeeld en -evenals S.- haar grote leermeester. "... een somber man, maar heel vriendelijk. (…) En zo moet het toch ook zijn? Dat men z'n eigen somberheid, treurigheid of wat ook niet wreekt op anderen door onvriendelijkheid?"

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 336, 394, 424, 456, 464, 472)


7. Tot slot: nog wat mooie passages

Ik heb nog geen grondmelodie.

Een mens kan niet absoluut genoeg zijn in de eisen, die hij aan zichzelf stelt en niet relatief genoeg in de verwachtingen, die hij heeft t.a.v. de buitenwereld.

..  het (leven) klotste als het ware in lauwe golven om me heen, ….

Het is of het leven me nooit iets slechts zal kunnen doen, omdat al het zware en moeilijke wat komen kan, al van te voren geaccepteerd is.

… als je innerlijk leeft, is er misschien niet eens zo veel verschil binnen of buiten de muren van een kamp.

Zoveel kleine splintertjes van het eigen ik, die de weg versperren naar ruimere gebieden.

Men moet de voorraad liefde op deze aarde helpen vergroten.

Ik heb daar zo sterk ervaren, hoe iedere atoom haat, aan deze wereld toegevoegd, haar onherbergzamer maakt, dan zij al is.

(aangehaalde citaten afkomstig van pagina's: 77, 109 - 100, 159, 263, 289, 431, 497, 629)

Paul Strijp, 6 juli 2020