Translate

zondag 2 december 2018

Viktor E. Frankl legt de morele lat hoog in De zin van het bestaan



BOEK
Viktor E. Frankl  De zin van het bestaan. Een psycholoog beleeft het concentratiekamp & een inleiding tot de logotherapie. AD. Donker, Rotterdam. 18e druk, 2018.








Het leven heeft zin. Altijd. Elk mens heeft namelijk de vrijheid en de verantwoordelijkheid om de zin van het leven, inclusief het lijden dat daaraan inherent is, te ontdekken. Oók onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Daarmee legt de auteur de morele lat hoog. Zo verzet hij zich ook tegen het plegen van zelfmoord. Frankl heeft recht van spreken want hij was zelf gevangene in een concentratiekamp. In dit boek combineert hij zijn dagelijkse ervaringen in dat kamp met zijn inzichten als logotherapeut. De essentie van logotherapie is het bieden van een heroriëntatie op de zin van het leven. Niet alleen in het kamp maar ook in zijn professionele context vond Frankl die heroriëntatie door vrijheid aan verantwoordelijkheid te verbinden. Het meest indringend zijn de noties over de betekenis van het lijden, hoewel die de lezer ook met vragen achterlaten.




"Ten slotte is het de mens die de gaskamers van Auschwitz heeft uitgevonden, maar het is ook de mens die deze gaskamers waarlijk heeft betreden ….", aldus de laatste zin van dit boek. De mens is beest en weldoener tegelijk, wil Frankl maar zeggen. En de grens tussen beide loopt niet parallel met het onderscheid tussen gevangenen en bewakers van het concentratiekamp. "... daarom trof men ook af en toe een fatsoenlijk mens aan onder de bewakers".


Hoge morele lat

Dit is slechts één van de dagelijkse ervaringen van Frankl. Hij groepeert deze aan de hand van de drie fasen die elke gevangene in een kamp doorloopt: shock, onverschilligheid en depersonalisatie. Waar de eerste fase zich kenmerkt door een veelheid aan -soms ook tegenstrijdige- gedachten, is de fase van de onverschilligheid gericht op zelfbescherming en een -wat Frankl noemt- emotionele dood. Zelfs het aanschouwen van het afknijpen van de bevroren tenen van een kind of van lichamen die zichzelf verteren, beroert de gevangene dan niet. De fase van depersonalisatie kenmerkt zich dan weer door totale wezenloosheid. "Wij hadden het vermogen tot blijdschap letterlijk verloren en moesten het langzaam opnieuw aanleren".

Kortom: de ervaringen van Frankl tonen hoe weerzinwekkend het leven in zijn concentratiekamp is geweest. Je zou een zekere mildheid verwachten naar zijn medegevangenen die dat leven niet langer konden dragen. Een zeker mededogen naar hen die zelfmoord pleegden of dat overwogen. Niets van dat alles. Frankl legt, met twee enkele zinnetjes op pagina 102, de morele lat hoog.

"Een mens die zich bewust wordt van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van een ander, of van een onvoltooid werk, zal nooit in staat zijn een einde te maken aan zijn leven. Hij kent de reden waarom hij leeft, en hij zal dus vrijwel alle levensomstandigheden kunnen verdragen." 

Helaas maakt Frankl geen melding van de omstandigheden die zelfs voor hem ondraaglijk zijn of die zelfmoord zouden legitimeren.


Verwantschap met Sarte


Naast verantwoordelijkheid stelt Frankl vrijheid centraal. In elke situatie, hoe beroerd ook, kan de mens immers zijn eigen houding bepalen. Hij noemt dat het concept van de laatste menselijke vrijheid. Met het centraal stellen van verantwoordelijkheid en vrijheid doet Frankl onvermijdelijk aan Sartre denken. Ook Sartre is van mening dat de mens zijn vrijheid en verantwoordelijkheid niet kan afschuiven op omstandigheden, zelfs niet in extreme situaties (zie www.filosofie.nl en www.nl.m.wikipedia.org). Maar waar de mens volgens Sartre zichzelf 'verzint' of 'ontwerpt', is er bij Frankl sprake van het 'ontdekken' van zijn eigen essentie. Frankl neemt op dit punt afstand van Sartre. Maar hij werkt dat 'ontdekken',  dat als een rode draad door dit boek loopt, nergens systematisch uit. Het verschil tussen beiden wordt dan ook niet scherp.



Logotherapie

In het tweede deel van dit boek zet Frankl de beginselen van de logotherapie uiteen. Dit is een vorm van psychiatrie waarin Frankl zich als psychotherapeut, psychiater en hoogleraar heeft bekwaamd. Deze introductie zorgt voor een breuk in het boek, de overgang van het concentratiekamp naar de professionele praktijk van Frankl is wel erg groot. Dat is even wennen. Echter, vanwege de verwantschap tussen zijn ervaringen in dat kamp en de therapeutische beginselen blijkt die breuk overkomelijk.

Die verwantschap zit in het centraal stellen van verantwoordelijkheid en vrijheid. Dat is namelijk wat logotherapie ook doet. Logotherapie biedt de cliënt een heroriëntatie op de zin van het leven door hem of haar met het bestaan te confronteren. Een al te egocentrische houding van de cliënt wordt daarmee voorkomen. Frankl probeert afstand te nemen van de psychoanalyse maar evenals bij Sartre wordt dat verschil niet scherp.



Vragen over gronden van het lijden


De eerder geciteerde pagina 102 biedt één van de interessantste passages van het gehele boek. Op die pagina neemt Frankl afstand van het plegen van zelfmoord. Hij doet dat door het lijden te legitimeren. Waar een gevangene wellicht van mening is dat hij niets meer van het leven te verwachten heeft, draait Frankl de redenering om: wat heeft het leven, ondanks al uw lijden, nog van u te verwachten? Het kan zo maar zijn dat iemand na uw vrijlating uit het concentratiekamp op u zit te wachten dan wel dat u nog een groot werk, bijvoorbeeld het schrijven van een boek, dient te voltooien. Die twee, medemens en werk, vormen voor Frankl gronden om het lijden te dragen.

Dat vond ik een interessante redenering. Frankl gaat dus niet zo maar uit van een a priori lijden zoals dat in de christelijke leer wordt aangehangen, maar koppelt dat lijden aan externe factoren. Medemens en werk, ja, je kunt je voorstellen dat die het leven in een concentratiekamp draaglijk maken. Toch roept deze redenering ook meteen vragen op. De belangrijkste luidt: mag je ook van een gevangene zonder familie en zonder levenswerk verwachten dat hij verantwoordelijkheid voor zijn leven en het bijbehorende lijden neemt? En géén einde aan zijn leven maakt? Die kardinale vraag beantwoordt Frankl niet.


Paul Strijp, 2 december 2018





zondag 4 november 2018

De wereld van gisteren van Stefan Zweig: prachtig gelaagde, dramatische en ambivalente autobiografie


BOEK
Stefan Zweig  De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan. Vertaald door Willem van Toorn. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam - Antwerpen. privé-domein. Negende druk, 2016.


Met reacties van Casper Hartman en Carla de Prez.


Een onweerstaanbare drang naar vrijheid die welhaast als een plicht voelde. Een diepe verbondenheid met zijn geboorteland Oostenrijk, met Europa en met het jodendom. En een levensloop die bijna 'dwingend' moest leiden tot een succesvol schrijverschap. Zie hier de drie verhaallijnen in deze autobiografie. Deze wordt ook nog eens doorspekt met interessante historische analyses. Dat geheel, gevoegd bij de dramatische lading die deze autobiografie later zou blijken te bevatten, maakt het lezen ervan tot een overrompelende ervaring. Onderdeel van die ervaring is dat de lezer met een aantal vragen blijft zitten. Er schuilt een zekere ambivalentie in dit laatste werk van Zweig.



Wie was Stefan Zweig?


Zweig was van joodse afkomst. Hij werd in 1881 in Wenen geboren in een welgesteld gezin als zoon van een uit Moravië afkomstige vader en een moeder uit Ancona. Hij studeerde Germanistiek, Romaanse kunst en filosofie. Reeds tijdens zijn studententijd gaf Zweig gedichten uit, maar zijn grootste roem als schrijver bereikte hij met zijn novellen. In de jaren twintig van de vorige eeuw gold hij als een van de meest succesvolle Duitstalige schrijvers. Behalve het in deze recensie besproken De wereld van gisteren werden ook werken zoals Jeremias (1917) en Sternstunden der Menschheit (1927) zeer veel gelezen. In 1920 trouwde hij met Friderike von Winternitz, van wie hij in 1938 scheidde. Een jaar later hertrouwde hij met Elisabet Charlotte "Lotte" Altmann. Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Stefan_Zweig






Plicht tot vrijheid

Het verdedigen van zijn vrijheid, vooral in tijden van oorlog, om daarmee trouw te kunnen blijven aan het woord. Zie hier de belangrijkste rode draad in het leven van Stefan Zweig. Deze hang naar vrijheid kreeg hij van zijn vader mee. Het dwingende schoolklimaat waartegen hij zich verzette deed een extra duit in het zakje. Je proeft bij Zweig een zekere dwangmatigheid. De hang náár werd een plicht tòt vrijheid. Hij zou en moest zijn overtuigingen tot uitdrukking brengen. Voor zijn gevoel heeft hij hiervoor een levenslange strijd geleverd. Ook zijn geografische levensloop is door deze 'vrijheidsplicht' bepaald. Zowel de terugkeer naar zijn geboorteland Oostenrijk na de Eerste Wereldoorlog als zijn vlucht naar Engeland na de machtsovername door de nationaalsocialisten in 1933 had tot doel om trouw te blijven aan het woord.


Verbondenheid met Oostenrijk, Europa en het jodendom

De ziel van Zweig kende een drieledige verbondenheid.

Allereerst met zijn geboorteland. Oostenrijk was het land waar hij een zorgeloze, maar achteraf bezien ook wat naïeve jeugd beleefde. Met haar bijna religieuze geloof in de vooruitgang bestempelde hij dit land in de periode vóór de Eerste Wereldoorlog als een luchtkasteel. Toch keerde hij er na die oorlog dus terug, wat Zweig zelf ervoer als een onverklaarbare plicht. Later, toen Oostenrijk haar naïviteit allang had afgeschud, leed hij met het land mee. Oók wanneer hij zich buitenslands bevond. Naar eigen zeggen was zijn lijden dan groter dan dat van zijn vrienden ìn Oostenrijk.

Dan zijn verbondenheid met Europa. Deze kwam voort uit datgene wat Zweig als hoogste goed beschouwde, de gemeenschap. De intellectuele en culturele eenheid van Europa vormde de apotheose daarvan. Een belangrijke inspirator voor Zweig was de Franse schrijver Romain Rolland, door hem omschreven als de man die op het beslissende ogenblik het geweten van Europa zou zijn. Zijn eigen bijdrage aan Europa zag Zweig als het leveren van toekomstig wederzijds begrip. In het begin van de twintigste eeuw ontwaarde hij nog een groot geloof in en gemeenschapsgevoel voor Europa. Daar lagen met name de stijgende rijkdom en de vooruitgang in de techniek aan ten grondslag. Aan het einde van zijn leven was Zweig verbitterd over zijn Europese ideaal. Zijn meest wezenlijke taak, de vreedzame vereniging van Europa, was voor hem te schande gemaakt.
"Wat ik meer had gevreesd dan mijn eigen dood, de oorlog van allen tegen allen, was nu voor de tweede keer ontketend."

Met het joodse lot voelde Zweig een in het donker van bloed of traditie gewortelde verbondenheid.
"Was het niet dit volk van mij dat steeds weer door alle volkeren was belegerd, steeds weer, steeds weer, en dat toch stand had gehouden door een geheimzinnige kracht - juist de kracht de nederlaag om te zetten in iets anders door de wil hem steeds weer te overleven?".
Vaak wordt verondersteld dat het verwerven van materiële rijkdom de hoogste joodse ambitie is. Zweig bestrijdt dat. Wat joden volgens hem echt drijft is opklimmen naar een geestelijk, intellectueel ideaal. Dat bracht voor hem ook wel een zekere druk met zich mee. Zo verwachtte zijn familie dat hij een doctorstitel zou behalen, n'import in welke richting. Maar voor het overige overheerst bij Zweig toch vooral het gevoel dat het jodendom en de Weense bevolking zo goed bij elkaar pasten. De wederopstanding van de Oostenrijkse cultuur aan het einde van de negentiende eeuw waar Zweig zijn loopbaan voor een groot deel aan te danken heeft, schrijft hij toe aan het joodse milieu in Wenen. Daar komt bij dat hij als jood in Oostenrijk nooit enige tegenwerking of antisemitisme heeft ervaren.


Dwingende levensloop naar succesvol schrijverschap

Zweig moet over een bovengemiddeld en aangeboren schrijverstalent hebben beschikt. Immers, zonder dat talent zou hij nooit zo succesvol zijn geworden. Zelf beschouwt hij zijn vermogen om te schrappen, om teksten van overbodige ballast te ontdoen, als zijn grootste kwaliteit. Zijn autobiografie maakt duidelijk dat behalve dat talent ook zijn levensloop aan dat succes heeft bijgedragen. Zijn schooltijd, zijn ontmoeting met een groot aantal schrijvers van wereldfaam en een aantal toevallige gebeurtenissen waren cruciaal voor zijn vorming tot een groot schrijver. 

De schooltijd van Zweig kenmerkte zich door verveling. Deze kwam met name voort uit een hyper-technocratisch onderwijssysteem. Géén variatie, géén creativiteit, géén speelsheid. Juist die tekorten wakkerden de belangstelling van de scholieren voor alles buiten de school alleen maar aan. En laat Zweig nu juist in een klas hebben gezeten met fanatieke, kunstminnende leerlingen. Hij omschreef het culturele klimaat in zijn klas en op de Weense scholen met de trefwoorden endemische artistieke productiviteit, een sterke preoccupatie voor literatuur, literaire vroegrijpheid en monomanie voor kunstfanatisme. Dat ".. is misschien wel beslissend geweest voor mijn hele levensloop". Daar kwam bij dat zijn vader hem geenszins dwong om de lessen op school wèl te volgen. Immers, ".. theater en literatuur hoorden bij de 'onschuldige' passies' van het leven. Kortom: als schrijver heeft Zweig veel profijt gehad van het feit dat tijdens zijn schooljaren culturele en artistieke prevaleerden boven intellectuele en cognitieve waarden.

Gedurende zijn leven ontmoet hij dan niet de eersten de besten. Een werkelijk onwaarschijnlijke keur aan topschrijvers trekt aan hem voorbij. Von Hofmannsthal, Herzl, Hille, Steiner, Verhaeren, Bazalgette, Rilke, Rodin, Valéry, Proust, Rolland, Shaw, Wells en Joyce. Met de één leek het contact dieper te gaan dan met de ander. Zo heeft hij met sommige schrijvers vriendschappen voor het leven ontwikkeld. Maar het belangrijkste van al deze ontmoetingen leek te zijn: Zweig leerde van elk van hen! Of wist in elk geval ieder van hen op zijn unieke waarde te schatten. Zo liet Bazalgette hem alle hoeken van de kamer zien waar het ging om de kwaliteit van zijn werk. En zoals Zweig over Rilke schreef: onopvallendheid was het diepste geheim van zijn wezen, zijn ingehouden gedrag oefende morele kracht uit. Je voelt ten diepste de bewondering en het respect dat Zweig voor Rilke heeft gehad. Daar moét Zweig zelf ook inspiratie aan hebben ontleend.

Tot slot hebben zich in het leven van Zweig een aantal gebeurtenissen voorgedaan waarvan je achteraf zou zeggen: dat kan geen toeval zijn, in de sterren stond geschreven dat deze man een groot schrijver moest worden! Zoals de plotse dood van een aantal acteurs. Die verhinderde bij herhaling dat zijn stukken werden opgevoerd. Naar eigen zeggen hebben deze gebeurtenissen hem behoed voor een vroegtijdige en daarmee onterechte bekendheid bij het grote publiek.


Historische analyses

Zijn positie als schrijver van gedichten en novellen weerhoudt Zweig er niet van om zijn licht te laten schijnen over actuele politieke ontwikkelingen. Meestal houden deze verband met de machtspolitieke gang van zaken rondom de beide wereldoorlogen. In retrospectief blijken dit interessante historische analyses.

Zoals zijn analyse dat -achteraf bezien- aan het begin van de twintigste eeuw de ondergang van de individuele vrijheid begonnen is. Door zijn culturele preoccupatie heeft Zweig dat in die periode zelf niet in de gaten gehad. Maar de corpsstudenten die in opdracht van de Duits-nationalen met grof geweld politieke zaken probeerden af te dwingen waren een duidelijk symptoom. Als fervent aanhanger van die vrijheid voel je de pijn van Zweig bijna van het papier afspatten.

Ronduit verrassend vond ik zijn verklaring voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog. Bijna wanhopig lijkt hij zijn handen ten hemel te slaan: er is gewoonweg geen zinnige reden voor het uitbreken van die oorlog te bedenken. Er was immers géén ideologische richtingenstrijd of een slag om een gebied. Bijna ten einde raad zoekt hij die verklaring dan maar een in overschot aan energie. Alsof de betrokken naties van gekkigheid niet meer wisten wat ze met hun rijkdom moesten ondernemen en de oplossing voor hun verveling toen maar in de oorlog zochten. Zoals je ook wel eens ziet bij kleine kinderen die zich vervelen, die gaan dan maar ruziemaken. Een verklaring die ik in elk geval nog nooit eerder ben tegengekomen.

Interessant is ook zijn analyse dat het woord, voor Zweig een zeer groot goed, tijdens de Eerste Wereldoorlog nog enig effect had en tijdens de Tweede in het geheel niet meer. In moreel opzicht sloeg hij de Eerste Wereldoorlog dan ook hoger aan. Deze constatering klinkt bijna apocalyptisch in het licht van wat na het verschijnen van zijn autobiografie bekend zou worden over zijn verdere levensloop. De Tweede Wereldoorlog was gewoonweg te veel gevraagd voor Zweig.


Hoe zat dat precies?

Zweig laat de lezer met een aantal vragen achter.

De meest fascinerende vraag gaat wel over zijn opstelling op een  cruciaal moment tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zweig onderhield contacten met de componist Strauss. Hij wilde hem graag 'dienen'. Strauss zelf bleef trouw aan Zweig, maar heulde ook met Hitler en Goebbels.
"Voor mij waren zulke concessies aan de nationaalsocialisten natuurlijk in hoge mate pijnlijk. (…) Daarom hield ik het van mijn kant voor juist, zwijgend af te wachten en de dingen hun loop te laten nemen".
Hoezo juist? Hoezo zwijgen? Het woord vormde voor Zweig toch het hoogste goed?

Een andere vraag betreft de afstand die Zweig als autobiograaf betracht tot zijn persoonlijke gevoelens. Als het gaat om Oostenrijk, Europa, het jodendom en zijn relatie met andere schrijvers is hij zeldzaam openhartig over die gevoelens. Maar over zijn huwelijk, zijn scheiding en zijn gezinsleven toont hij zich zo gesloten als een oester. Dat geldt bijvoorbeeld ook over zijn sexualiteit tijdens puberteit en adolescentie. Hij beschrijft uitvoerig hoe die in die jaren in algemene zin beleefd werd, maar licht nergens een tipje van de sluier op over zijn eigen gevoelens op dit vlak. Waarom eigenlijk niet? Mogelijk dat zijn van zijn vader meegekregen neiging tot privacy en anonimiteit hieraan ten grondslag ligt.


Laatste raadsel waarmee Zweig zijn lezers achterlaat: wat was nu eigenlijk zijn werkelijke hiërarchie van waarden? Wat vond hij nu ècht belangrijk? Het ene moment is dat zijn individuele vrijheid, het andere de gemeenschap. Niet dat die twee elkaar uitsluiten, maar toch lijkt er een zekere ambivalentie in zijn werk te schuilen. De indruk bestaat dat hij niet goed weet tussen welke waarden hij moet kiezen. Diezelfde moeite heeft hij met het benoemen van de gebeurtenissen in zijn leven die van beslissende invloed zijn geweest. Het ene moment is dat het culturele klimaat op de Weense scholen, het andere de plotse dood van een aantal acteurs. Zweig gebruikt erg makkelijk grote woorden of superlatieven.


Overrompelend en dramatisch

Aan het einde van deze autobiografie duizelt het de lezer. Die blijft overrompeld achter, niet in de laatste plaats door de subtiele en prachtige gelaagdheid. Maar behalve overrompelend is de autobiografie van Zweig ook dramatisch. Naar eigen zeggen heeft Zweig waarachtig geleefd, hij heeft immers hoogte- en dieptepunten meegemaakt. Ook spreekt hij van de zeer veel levens die hij heeft geleid. In tegenstelling tot zijn ouders heeft hij aan den lijve ervaren dat elke nieuwe dag het leven kan vernietigen. Uit deze mijmeringen lijkt berusting te spreken, een instemming met het leven waarop hij terugkijkt. Maar die suggestie wordt kort na de voltooiing van zijn autobiografie in 1942 gelogenstraft. Zweig maakt dan samen met zijn vrouw een einde aan zijn leven. Hij mag dan waarachtig hebben geleefd, de verschrikkingen van een wereldoorlog kan hij kennelijk niet een tweede keer dragen.

Paul Strijp, 4 november 2018







Reactie van Casper Hartman


Zweig: Een waarden-spiegel voor de lezer

 
Aan het einde van zijn bespreking benoemt Paul Strijp een aantal vragen waarmee hij als lezer achter blijft:

“Wat was nu eigenlijk zijn werkelijke hiërarchie van waarden? Wat vond hij echt belangrijk? Is dat individuele vrijheid of de gemeenschap? Niet dat die twee elkaar uitsluiten, maar toch lijkt er een zekere ambivalentie in zijn werk te schuilen. De indruk bestaat dat hij niet goed weet tussen welke waarden hij moet kiezen.”

Mijn vraag zou zijn: valt er wel te kiezen tussen die waarden? Ligt het accent bij Zweig juist niet op het feit dat hij die waarden zo krachtig verwoordt?  Een imposant en meeslepend boek uit 1942 dat je juist nu raakt. Waar zit hem dat in?

Naar mijn mening in de ‘waarden’ spiegel die je als lezer voorgehouden wordt. Een voortdurende herkenning van waarden die ook nu weer onder druk staan en die we in het Europa van nu politiek en maatschappelijk zo lastig weten te beschermen.

Immers, wat gebeurt er als er gemorreld wordt aan de morele vrijheden van mensen en aan de verworvenheden van de rechtstaat? Daarvan schetst Zweig - met het ontstaan van twee wereldoorlogen - een onthutsend beeld, waarbij hij zelf allerminst gespaard wordt. Hij is de centrale figuur, waarin hij zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling beschrijft in een roerig tijdsgewricht. Persoon en context, figuur en achtergrond ineengevlochten, briljant uitgewerkt vanuit de eigen ervaring.

Wat zijn de ‘waarden’ parels?

Allereerst op persoonlijk niveau. Prachtig is het te lezen wat kameraadschap vermag in zijn relaties met anderen. Paul Strijp somde al een aantal auteurs en kunstenaars op waarmee hij steeds contact onderhield in binnen- en buitenland.  Opmerkelijk is met welk ontzag en voorkomendheid hij hen bejegende. Hij laafde zich aan hen, trok zich aan hen op, maar hield hen bovenal in ere ook al namen zij gedurende de eerste wereldoorlog soms een andere - Duitsgezinde - positie in. Nergens kom je op persoonlijk niveau iets tegen wat doet denken aan ‘jalousie de metiér’ of verkettering.

Wat vervolgens opvalt is dat Zweig in zijn relatie tot de gemeenschap eigenlijk een wereldburger en Europeaan ‘avant la lettre’ was. Hij reisde veel, had een scherp oog voor de ontredderde staat van Europa in die tijd, sprak meerdere talen en was wars van allerlei nationalistische gevoelens. Steeds zie je als kernwaarden bij Zweig het nastreven van persoonlijke vrijheid en het zoeken naar eendracht en gemeenschappelijkheid. En dat in een periode gekenmerkt door massa-hysterie en politiek/maatschappelijke/ financiële chaos.

Kom daar maar ’s om in onze tijd van Europese verdeeldheid, opkomende nationalistische gevoelens en inperken van journalistieke vrijheden.

De Brexit onenigheid, het opkomen van populistische partijen en het morrelen aan de rechtsstaat in sommige landen van de Europese Unie. Moeten we die gaan zien als een boosaardige voorbode van wat ons nog te wachten staat als we onze morele waarden verbonden aan een rechtstaat niet beschermen? Zweig heeft in elk geval voor de onverschilligheid voor dit soort ontwikkelingen gewaarschuwd.

 
Casper Hartman, 16 november 2018








Reactie van Carla de Prez


Zweig, De wereld van gisteren  – een wake-up call

 
Het boek leest als een trein, sleept je mee en laat je ook na lezing niet meer los.

Heel goed dat dit boek, in de uitstekende vertaling van Willem van Toorn, opnieuw is uitgegeven, want het is een regelrechte wake-up call.
Een terechte, angstaanjagende waarschuwing voor moreel verval, massahysterie en populisme. We zien het voor onze ogen gebeuren, we zitten er middenin.

Voor de manier waarop Zweig onvermoeibaar bleef streven naar een verenigd Europa verdient hij wat mij betreft het grootste respect. Ik moest onwillekeurig terugdenken aan het enthousiasme waarmee na de oorlog in mijn familie gesproken werd over de vorming van een Wereldfederatie (Juliana had het daar in 1950 in Londen over). Ik was te jong om alles te begrijpen, maar besefte dat het iets goeds moest zijn. Helaas bleek het verlangen naar eenwording van alle volkeren en eeuwige vrede op aarde een utopie. Nooit meer iets van gehoord. Nou ja, we hadden de VN natuurlijk al.

Wat de vraag van Paul Strijp naar de waarden van Zweig betreft sluit ik me geheel aan bij de reactie van Casper Hartman. Waarom zoeken naar zijn hiërarchie van waarden, of naar een keuze tussen twee waarden, waarom zou hij niet meerdere waarden tegelijkertijd na kunnen streven? 
Hartmans benoeming van zijn kernwaarden vond ik heel treffend: streven naar individuele vrijheid en zoeken naar eendracht en gemeenschappelijkheid in Europa. Laten we hopen dat het ooit lukt.

Een andere vraag van Paul Strijp betreft Zweigs weigering te protesteren tegen Richard Strauss. Die wordt mijns inziens door Zweig zelf voldoende beantwoord. Zijn zwijgen bleek effectiever. De kracht van het woord van morele gezagsdragers was in die tijd immers al zo goed als verdwenen. Bovendien bracht hij zo de nationaalsocialisten aardig in de problemen. Hitler bleef geen andere keuze dan zelf het hele libretto van Strauss’ laatste opera nauwlettend te doorzoeken op politieke statements, die er niet waren. Zweig lachte – even maar - in zijn vuistje.

 Strijp stelt verder dat Zweig makkelijk grote woorden en superlatieven gebruikt. Dat zou best kunnen, maar ze zijn mij niet opgevallen en hebben mij in ieder geval niet gestoord, hoewel ik daar toch best een beetje allergisch voor ben.

En tot slot Strijps gemis aan persoonlijke gevoelens van Zweig. Inderdaad, die worden niet expliciet gemaakt, maar tussen de regels door lees je ze wel degelijk. Zo raakte ik ontroerd door die ene zin waarin hij het ten grave dragen van zijn vriend Freud beschrijft. Met ingehouden emotie en eenvoudige woorden, waar veel schrijvers minstens een pagina voor nodig zouden hebben.

Zoals Zweig ook in zijn voorwoord al aangeeft: als hij een meer persoonlijke autobiografie had willen schrijven, dan was dit een ander boek geworden. Hij vond het belangrijker om een tijdsbeeld te schetsen en dat heeft hij wat mij betreft op indrukwekkende wijze gedaan.

Hij liet mij ademloos achter. Wat een schrijver!

 
Carla de Prez, 9 augustus 2019