Translate

zondag 5 april 2020

Caroline Pauwels meandert er vrolijk op los in 'Ode aan de verwondering'


BOEK
Caroline Pauwels  Ode aan de verwondering  Karakters. Filosofie en literatuur in zakformaat. Academia Press. Uitgeverij Lannoo. Derde druk. Gent, 2019.


Een verzameling reflecties, een aantal uitstapjes die tot nadenken stemmen. Dat is wat Caroline Pauwels met dit boekje biedt. Zij laat verschillende betekenissen van verwondering zien. De verhaallijn is niet altijd even rechtlijnig en de betekenissen lopen soms wat door elkaar. Maar dat geeft niet. Pauwels stelt zich niet al te pretentieus maar juist kwetsbaar op. Dat alles maakt dit boekje charmant.










Verwondering is het begin van alle wijsheid liet Aristoteles ooit optekenen. En een vriend van mij vroeg mij eens: verwonderen jouw kinderen zich nog wel eens? Die vraag volgde op een verzuchting van mij dat kinderen op twintigjarige leeftijd soms naar eigen zeggen sommige continenten nu wel gezien hebben. Zuid-Amerika bijvoorbeeld, niets meer te beleven. Zowel de uitspraak van Aristoteles als de vraag van die vriend is mij altijd bijgebleven. Waarschijnlijk vormde dat tweeledige besef de aanleiding om dit boekje te gaan lezen.


Vijf betekenissen

Pauwels laat haar gedachten over en ervaringen met verwondering de vrije loop. Vrolijk meandert zij er op los. Dat leidt soms tot verrassende wendingen. Bijvoorbeeld als zij plots de vraag stelt Kunnen dieren ook verwonderd zijn? Een vraag die een beetje als een Fremdkörper aanvoelt in de totale verhaallijn. Zij bekent overigens het antwoord op die vraag schuldig te moeten blijven.

Zonder dit zelf met zoveel woorden te expliciteren laat Pauwels verschillende betekenissen van verwondering zien. Ik ontdekte er vijf.


1. verwondering als onbevangen openheid naar de wereld

Kijk om je heen en verwonder je. Zowel om de kleine alledaagse zaken die eigenlijk zeer bijzonder zijn. Als ook om de alomvattendheid van het heelal waaruit de menselijke nietigheid en kwetsbaarheid blijkt. Deze betekenis van verwondering heeft een waarde in zichzelf. Zij kost niets en dient ook nergens toe.
"Neem tijd voor de dagelijkse dingen. Geef ze aandacht. Omring je met mooie voorwerpen met een geschiedenis. Sta stil bij hoe ze gemaakt zijn, bij wat ze oproepen, bij de mensen waarmee ze hebben samengeleefd. Besef dat ook wij ooit geschiedenis worden, passanten in het leven van de dingen die blijven. Aandacht geven maakt ruimte vrij voor verwondering." (p.81)


2. verwondering als crisis

Pauwels romantiseert niet. Verwondering kan ook pijn doen, stelt zij. Dat is het geval als verwondering tot een crisis leidt.

"En een crisis is een moment van de waarheid, een moment dat tot een beslissing dwingt, zo ook hier. Wat gewoon werd geacht, blijkt ongewoon en dat heeft gevolgen: dingen waarvan je altijd heel zeker was, blijken dat niet te zijn; wat vaststond wankelt. En dan liggen er soms moeilijke keuzes en onprettige beslissingen in het vooruitzicht." (p.18)


3. verwondering als een te ontwikkelen vaardigheid


Verwondering kun je leren. Pauwels benadrukt dat omdat zij ziet hoe verwondering met het ouder worden ook kan doven. Ofwel zoals één van mijn broers ooit zei: op jonge leeftijd kunnen mensen al klinisch dood zijn. In tegenstelling tot de eerste betekenis (verwondering als moment in zichzelf) is verwondering dus ook een aan te leren vaardigheid, een competentie.


Ze wijdt er een heel hoofdstukje aan met een aantal tips die allemaal beginnen met leer, namelijk "leer ….
jezelf kennen
… met anderen te praten
… regelmatig iets te doen dat je uit je comfortzone haalt
… bovenal kijken
… je in iets, wat dan ook, verdiepen en specialiseren (…)
… je blikveld verruimen, naar tijd en plaats
… om van alles wat dagelijks is, telkens weer iets bijzonders te maken
… leer, leer". (pp. 74 - 81)



4. verwondering als dat wat het niet is


Pauwels definieert verwondering ook door aan te geven wat het niet is: onverschilligheid en technocratie. Als een leeuwin verdedigt zij de wetenschap. Die wordt vaak verweten op een kille manier alléén geïnteresseerd te zijn in mechanismen en variabelen. Je voelt haar verontwaardiging. Middels een historisch exposé laat zij zien dat wetenschap juist verwondering en verbeelding nodig heeft.
"Wetenschap is veel meer dan koel en afstandelijk observeren. Observaties in kennis omzetten gebeurt alleen maar dankzij de verbeelding van de wetenschapper. De zogeheten wetenschappelijke methode staat of valt ermee." (p. 32)
En dan vanuit haar tenen.
"Veel kwalijker dan wetenschap die niet onmiddellijk nut heeft, is wetenschap die op routine speelt". (p. 37)
 

5. verwondering als institutionele opdracht


De auteur geeft het onderwijs een opdracht mee. Een missie. Onderwijs moet kinderen niet alleen basisvaardigheden bijbrengen maar ook laten zien wat er allemaal mogelijk is. Kunst, toneel en literatuur dus. Pauwels lijkt hier, zonder haar te noemen, aanhanger van de liberal arts opvatting van Martha Nussbaum. En voor de goede orde: zij beperkt zich niet tot het basis- en voortgezet onderwijs.
"Ik word altijd een beetje triest als ik studenten over 'de school' hoor praten. De universiteit moet de plaats zijn waarop je, misschien voor de laatste keer in je leven, grondig door elkaar wordt geschud. Waar je in contact komt met nieuwe mensen, met nieuwe ideeën. Waar je je verwondert en begint te twijfelen aan datgene waarvan je dacht dat je het altijd al zeker wist". (pp. 49-50)


Verwondering wordt bewondering


Pauwels wordt geboeid door krachten die het individu overstijgen. De geschiedenis wordt volgens haar enerzijds bepaald door grote anonieme krachten zoals cultuur en traditie. Krachten die het individu te boven gaan. Maar elk individu heeft anderzijds ook de vrijheid om door zijn of haar handelen in dat krachtenveld het verschil te maken. In dat verband noemt zij Monnet en Schuman als de wegbereiders van de Europese eenwording en Mandela die zijn land amnestie in ruil voor de waarheid schonk.


Als lezer word je hierin meegesleept. Maar strikt genomen behandelt Pauwels hier niet meer de ver-, maar de bewondering. Je voelt hoe zij deze lieden adoreert. Voor het eerst in haar betoog doen ook prestaties haar intrede. Zij spreekt over het verschil maken en beslissend bijdragen aan. Dit lijkt mij een conceptuele verwarring. Een al te grote nadruk op prestaties doet voor mijn gevoel juist afbreuk aan verwondering.


Maar die verwarring is haar vergeven. Waarom? Omdat de auteur zich voor het overige niet al te pretentieus maar juist kwetsbaar opstelt. Zo voel je haar worsteling om als docent niet alleen kennis maar ook verbeelding te stimuleren.
"Ik beken eerlijk dat ik dat ook op de universiteit een opgave vind. (…) De opgave is voor mij dan ook hoe we onze programma's tezelfdertijd studeerbaar en uitdagend laten zijn, behapbaar maar toch tot de verbeelding sprekend. Dat is allesbehalve evident" (pp. 49-50)
Dit een charmant boekje. Mocht u één of twee avonden vrij hebben, dan zeg ik: lezen!




Paul Strijp, 5 april 2020