BOEK
Tony Judt Na de oorlog. Een geschiedenis van Europa sinds 1945. Vertaald door Hanneke Bos en Wybrand Scheffer. Uitgeverij Contact. Amsterdam / Antwerpen, 2006.
Zijn boek had net zo goed Het knotsgekke Europa kunnen heten. Of Het mirakel Europa. Want de ontwikkeling van het naoorlogse Europa leest als een aaneenschakeling van wonderlijke historische momenten en episoden. Zoals de duizelingwekkende snelheid waarmee het sovjetrijk uiteen viel. Of het verval van Groot-Brittannië: in dertig jaar van de leider van een wereldimperium naar een land op de rand van een faillissement. En wat te denken van Duitsland dat in 1946 het zorgenkind van de geallieerden was en zich vervolgens ontpopt tot het onbetwiste economisch centrum van Europa? Of van de Verenigde Staten? Dat voorziet Europa met het Marshall-plan van een strategisch programma voor de wederopbouw en wordt vijftig jaar later door datzelfde Europa nog net niet "uitgekotst". Het grootste wonder is misschien nog wel dat Europa een gedaantewisseling ondergaat. Van een ronkende puinhoop vlak na de Tweede Wereldoorlog naar een continent dat in 2004 beschikt over een grondwettelijk verdrag in de grondverf. De Britse historicus Tony Judt (1948 - 2006) schreef een door vriend en vijand bewierookt standaardwerk. Van iets meer dan duizend pagina's.
Oceanisch, zo luidde de kwalificatie van een collega die mij dit boek aanbeval. Dit boek valt niet samen te vatten, zo lezen we op de omslag. Aan een samenvatting waag ik mij dan ook maar niet. In plaats daarvan geef ik tien gedachten weer. Gedachten over zaken die mij opvielen, verrasten, verbaasden, schokten, ontroerden of anderszins raakten.
1. Dat nooit wéér gebeurt toch wéér
Hoe vaak heb je de beelden over de Tweede Wereldoorlog al niet gezien of de cijfers over de aantallen slachtoffers gelezen? En toch schrik je er weer van. Judt beschrijft het Europa van na de oorlog, maar ontkomt er niet aan om aandacht te schenken aan de weerzinwekkende gebeurtenissen van die oorlog zelf. De vele miljoenen doden vliegen je om de oren, de methoden van barbarisme laten je niet onberoerd. Maar het meest schokkende schuilt natuurlijk in de herhaling. Als naoorlogse generatie zijn we opgegroeid met de geruststellende gedachte Dat nooit wéér. En dan, vijftig jaar later, gebeurt het toch weer. Het is: etnische zuiveringen in Europa. Weliswaar niet door bij de Europese Gemeenschap aangesloten landen, maar door de Joegoslavische republieken Servië en Kroatië.
"Maar Joegoslavië was anders. Juist doordat de verschillende bevolkingsgroepen zo vermengd waren (...) bood het land zulke vruchtbare mogelijkheden voor demagogen als Milosevic en zijn Kroatisce tegenhanger Franjo Tudjman. (...) Srebrenica was de ergste massamoord in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog (...) het was enkele decennia geleden in Europa ook al gebeurd toen, verspreid over het hele continent en onder de dekmantel van een oorlog, gewone mensen buitengewone misdaden begingen". (pagina's 833, 840 en 849).
2. Eeuwige worsteling met het verleden
Judt spaart niemand. Genadeloos laat hij zien hoe vrijwel alle naoorlogse regeringen worstelden met hun onfrisse verleden. Concreter: met hun actieve (Frankrijk) dan wel passieve (Nederland) bijdrage aan de deportatie van joden. Dat gold zowel de West- als de Oost-Europese regeringen. Die lieten geschiedenis en fictie soms naadloos in elkaar over lopen. Maar in zijn veroordeling toont Judt zich tezelfdertijd buitengewoon pragmatisch. En daarmee ook mild. In het leven moet je soms vergeten om verder te kunnen. Anders gesteld: het vergeten van een gitzwart verleden was een noodzakelijke voorwaarde voor de wederopbouw. Die mildheid trof mij.
De auteur laat ook zien dat jongere generaties soms geen boodschap hebben aan dat belaste verleden van hun ouders. Jonge mensen willen verder, een nieuw land opbouwen. Dat was ook één van de redenen van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Maar Europa zal eeuwig belast blijven met de herinnering aan Auschwitz, zo spreekt Judt streng. Zie hier één van de grootste opgaven voor het toekomstige Europa, lijkt mij.
3. Geschiedenis is continuïteit
Het was alsof de wereld helemaal opnieuw opgebouwd moest worden. De wederopbouw als een tweede schepping, een herkansing. Dit is het beeld van de eerste vijf jaren na de Tweede Wereldoorlog. Je zou zeggen: allemaal condities om de geschiedenis opnieuw te laten beginnen. Stunde Null noemen de Duitsers dat. Maar zo werkt dat natuurlijk niet, zelfs niet bij een gebeurtenis die de wereld zo op zijn kop zet. De historische tradities en ontwikkelingslijnen van vóór de oorlog staken gewoon weer de kop op. Judt geeft daar diverse voorbeelden van. Die verschaffen dit boek een prachtige bredere context.
"De bolsjewieken richtten een enorme, permanente schade aan door de Sovjet-Unie los te snijden van zijn banden met de Europese geschiedenis en cultuur. Maar hun achterdocht jegens het Westen en hun angst voor westerse invloeden stonden niet op zich: ze wortelden in slavofiele teksten en praktijken, die ingegeven waren door onbehagen en tot ver voor 1917 teruggingen". (p. 253).
Maar los van die continuïteit zijn er soms natuurlijk ook heuse game-changers in het spel. Zoals de Korea-oorlog van 1949. Een gebeurtenis die ogenschijnlijk los stond van Europa, maar die door wederzijdse beeldvorming de verhoudingen tussen de westerse en communistische landen definitief bevroor. En daarmee het begin van de Koude Oorlog inluidde. Ook het feit dat bepaalde personen het toevallig goed met elkaar kunnen vinden, kan de loop van de geschiedenis een andere wending geven. Zo is de hedendaagse verhouding tussen Slowakije en Tsjechië mede bepaald door het mannenwerk tussen hun beider premiers, Meciar, resp. Klaus.
4. Die Fransen toch!
Het land stond bol van de trauma's. Tussen 1814 en 1940 was Frankrijk maar liefst vijfmaal bezet door de Duitsers. De nederlaag die Hitler de Fransen in 1940 bezorgde was één van de grootste militaire rampen uit de wereldgeschiedenis. Haar regering tijdens de Tweede Wereldoorlog, het Vichy-regime, collaboreerde als wettelijk gezag met de nazi's. Na de oorlog stonden de Fransen doodsangsten uit, bang als ze waren voor een te sterk Duitsland in Europa. Tot overmaat van ramp werden ze ook nog eens als een klein jongetje buitengesloten door de geallieerden. De Gaulle werd gewoon niet uitgenodigd voor overleg. Het enige krediet dat ze hadden was hun positie als koloniale mogendheid. Maar dan! Begin jaren vijftig trok Frankrijk zich aan de haren uit het moeras omhoog. Toonde zich de initiator èn schepper van de Europese samenwerking. Voor alle duidelijkheid: daar lag een welbegrepen eigenbelang aan ten grondslag, de Fransen realiseerden zich maar al te goed dat ze de Duitsers nodig hadden voor steenkool en cokes.
Wat mij trof is dubbelzinnige rol van de Fransen. Want ondanks die voortrekkersrol staan ze later toch weer op de rem. Bij de toelating van Groot-Brittannië, Spanje, Portugal en de voormalige communistische landen en bij de eenwording van Duitsland: altijd maar weer traineren! Gekrenkte trots en vernedering uit het verleden bepalen eeuwenlang het gedrag van de Fransen. Wat allemaal niet wegneemt dat Frankrijk vandaag de dag samen met Duitsland de centrale as van Europa vormt en niet te beroerd is om door de Europese Commissie opgelegde boetes te weigeren.
5. Brexit toch niet zo verrassend
Het boek van Judt is uitgegeven in 2006. Zijn geschiedschrijving eindigt dus aan de vooravond van een aantal gebeurtenissen die de positie van Europa verder onder druk hebben gezet. Zoals: het uitbreken van de krediet- en eurocrisis vanaf 2008, de annexatie van de Krim door president Poetin in 2014, de massale vluchtelingenstroom die Europa vanaf 2015 bereikte, de veelal door islamieten opgeëiste terroristische aanslagen en de Brexit in 2016. Met name die laatste gebeurtenis stort Europa in een existentiële crisis: is dit het begin van het einde van de Europese Unie of leidt het uittreden van de Britten juist tot een revitalisering?
De tijd zal het leren, maar Na de oorlog leerde mij dat het Britse uittreden toch minder verrassend was dan de afgelopen maanden door sommigen is gesuggereerd. Judt laat zien dat de Britten altijd al zeer terughoudend en sceptisch zijn geweest over het Europese project en over hun lidmaatschap van de Europese Gemeenschap (later: Unie). Met de Commonwealth hadden ze wel iets anders aan hun hoofd. Bovendien koesteren zij een diepe angst voor verandering en kennen ze niet het gevoel van een bezetting door een vreemde mogendheid.
"Groot-Brittannië koesterde een stille trots op zijn vermogen om te lijden, te volharden en te overwinnen, en daarin verschilde het van de rest van Europa. Dat gevoel was ook bepalend voor de politieke cultuur van de naoorlogse jaren". (p. 211)
Bij de Brexit kan de Britten dus géén toegenomen populisme of een gebrek aan consistentie verweten worden. Wie Judt had gelezen, was niet verrast geweest.
6. Nederland als een bedenkelijke voetnoot
We staan ons zo graag voor op onze gidsfunctie. Nederland dat moreel voorop loopt in de wereld. Dit boek wijst ons toch weer even fijntjes op onze plaats. Die plaats is een voetnoot in de Europese geschiedenis. Méér niet. Onze naoorlogse premiers worden nergens genoemd, onze inspanningen achter de schermen evenmin. Daar valt op zichzelf mee te leven, we zijn per slot van rekening maar gewoon een klein land. Pijnlijker is dat Judt ons land driemaal wat uitvoeriger onder de loep neemt en dat zijn oordeel even zo vaak niet al te vleiend is.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bestond zowel onder inwoners als bestuur een opmerkelijke bereidwilligheid om aan de deportaties van de joden mee te werken. Bovendien sloten maar liefst 23.000 landgenoten zich als vrijwilliger aan bij de Waffen-ss, het grootste contingent van heel West-Europa. En na de oorlog voelde het gezag er lange tijd weinig voor om de joden tegemoet te komen. Het beeld van Judt is vast onevenwichtig en doet beslist geen recht aan de moedige inspanningen van landgenoten die hun leven in de waagschaal hebben gelegd of zelfs hebben verloren. Maar zijn vileine tussenzinnetjes zoals collaborerende overheden in Nederland en medeplichtig aan genocide door de nazi's laten aan duidelijkheid niets te wensen over.
In het geval van de dekolonisatie van Nederlands-Indie werpt Judt ons een zekere zelfoverschatting voor de voeten. We wilden maar niet inzien dat we een klein en kwetsbaar land zijn.
Uit zijn beschrijving van de Nederlandse rol in de VN-vredesmissie tijdens de Servische moorden op moslims in Srebrenica in 1995 spreekt bepaald geen heldhaftigheid.
"En de Nederlandse regering sprak zijn veto uit over élke vorm van NAVO-acties op Bosnisch-Servische bolwerken tot de Nederlandse soldaten veilig in eigen land waren teruggekeerd" (p.847)
Dit boek dient ons land tot nederigheid te stemmen.
7. Wie waren de helden?
President Gorbatsjov is zijn held. Judt zegt dat niet met zoveel woorden, maar hij komt superlatieven te kort voor zijn rol in het proces van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie.
"Door één verandering in te voeren, en daarna een volgende, en daarna weer een volgende, holde Gorbatjov het systeem dat hem groot had gemaakt van binnenuit uit. (...) Dat was een opmerkelijke, nooit eerder vertoonde prestatie" (p. 750)
Om die prestaties vervolgens ook weer meteen in het juiste perspectief te plaatsen. Gorbatsjov was méér strateeg dan tacticus.
"Gorbatsjov kan de eer voor de gebeurtenissen van 1989 niet rechtstreeks opeisen, want het was geen van tevoren beraamd plan en hij doorzag de gevolgen ervan maar zeer gedeeltelijk. Maar hij was wel de oorzaak door het toe te laten en te stimuleren. Het was de revolutie van Gorbatsjov" (p. 786)
Ook zijn bewondering voor president Havel van het voormalige Tsjechoslowakije, kanselier Kohl van West-Duitsland en premier Thatcher van Engeand steekt Judt niet onder stoelen of banken. Havel vanwege zijn kwaliteiten om na het vallen van de Berlijnse Muur in 1989 de stemming bij zijn volk te kanaliseren zonder al te hoge verwachtingen te wekken. Kohl dicht hij de eer toe voor de Duitse hereniging. En de schaal waarop Thatcher in Engeland veranderingen doordrukte, noemt Judt fenomenaal.
Voor mijn gevoel is de historische betekenis van Thatcher nòg groter geweest dan Judt beschrijft. Allereerst zijn de privatiseringen die zij in eigen land invoerde een voorbode geweest van de privatiseringen in de rest van Europa vanaf de jaren tachtig. En daarmee ook van de vergaande neoliberalisering van ons continent en zelfs van de globalisering in de rest van de wereld. Verder is de vraag of Thatcher niet méér eer toekomt voor haar rol bij het herijken van de verhouding tussen staat en particuliere sector. Judt suggereert nu (p. 694) dat die herijking een algemeen proces was tegen de achtergrond waarvan het thatcherisme kon gedijen. Op een andere plaats (p.673) echter spreekt hij van juist háár revolutie waar het gaat om het ontmantelen van staat en markt.
8. Heeft de Europese Unie zitten slapen?
Het blijft voor mij het grootste mysterie in de naoorlogse geschiedenis van Europa.
"Toen het in april 2003 in Athene ondertekende toetredingsverdrag op 1 mei 2004 van kracht werd, groeide de EU in één klap van 15 naar 25 leden (...)" (p. 896)
Judt wijdt er slechts een handjevol pagina's aan. Toch heeft die substantiële en zeer snelle uitbreiding het karakter van de Unie ingrijpend gewijzigd. De Europese Unie kreeg er tien nieuwe postcommunistische staten bij. Wat is er toen precies gebeurd? Waarom heeft toen niemand gewezen op de risico's van die dynamiek? Als we Judt mogen geloven, moeten we er niet te veel achter zoeken. Er was angst voor het wegglijden van die landen in ondemocratische richting en Europa wilde hen niet in onzekerheid laten. De Europese leiders hadden bovendien wel wat anders aan hun hoofd, bijvoorbeeld de oorlog in Joegoslavië. Niemand nam de uitbreiding echt serieus en dus was men wel verplicht om de aanvragen van tien prille democratieën te accepteren.
Europa heeft zitten slapen, de geschiedenis heeft zich hier verslikt.
9. Wie was die man?
Het lezen van dit boek was een buitengewone ervaring. Na de oorlog lag op de stapel te lezen boeken voor de zomervakantie. Vervolgens gebeurde iets wat ik nooit eerder heb meegemaakt: mijn belangstelling voor de streek waar wij op vakantie waren (Toscane, toch niet zo maar een regio in Europa) verdampte. Ik was ondergedompeld in het naoorlogse Europa. Oceanisch, inderdaad. Wie is de auteur die een dergelijke ervaring teweeg kan brengen?
Tony Judt was een Brits historicus, geboren als kind van Joodse ouders. Hij groeide op in het door bombardementen en voedseltekorten gehavende Londen. Vanwege de Israëlische houding jegens de Arabieren brak hij met het zionisme. Ook keerde hij zich af van het marxisme en andere linkse ideologieën. En of dat nog niet genoeg was, had hij nog méér doelwitten: de studentenopstanden in 1968 en de op economische groei gerichte neoliberale samenleving. Judt beschouwde zichzelf als een universalistisch sociaal-democraat. Zijn werk riep in wetenschappelijke kringen minder wrevel op dan in het publieke debat (https://nl.wikipedia.org/wiki/Tony_Judt).
Van die antipathie jegens linkse ideologieën heb ik weinig gemerkt. Of in elk geval geen last van gehad. De enige persoonlijke antipathie waar ik Judt op kon betrappen, was zijn afkeer van de naoorlogse architectuur. Daar moet hij echt niets van hebben. Maar daaraan heb ik mij evenmin gestoord.
Mijn enige echte kritiekpunt op Judt betreft zijn optimisme over Europa. Ik vraag mij af waar dat op gebaseerd was. Het is natuurlijk wat al te makkelijk om hem in dit licht de hierboven genoemde ontwikkelingen die Europa onder druk zetten, voor de voeten te werpen. Maar Judt rept over Europa als een verzameling waarden en een samenlevingsmodel. Dat laatste zou staan voor een brede consensus over de verplichting van de staat om burgers te beschermen tegen onfortuinlijke gebeurtenissen en tegen de markt. Ook zou dat model blijk geven van een zeker evenwicht in sociale rechten, burgerlijke solidariteit en collectieve verantwoordelijkheid. Hoe kon Judt in 2006 een dergelijke uitspraak voor zijn rekening nemen met zeker tien zéér jonge democratieën in de Unie? De postcommunistische staten hebben niet of nauwelijks een traditie in het opbouwen van een dergelijk evenwicht. Daar zijn enkele generaties voor nodig.
Tot slot. Judt heeft wel het verwijt gekregen zich te verliezen in details (http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6858/na-de-oorlog-geschiedenis-van-europa-sinds-1945.html). Ik herken die overvloed wel, maar had daar evenmin last van. Zoals het detail op pagina 438: in 1965 mocht 62 procent van alle Franse 16- tot 24-jarigen die nog bij hun ouders woonden hun loon houden en naar eigen inzicht uitgeven. Overbodig inderdaad, maar prettig overbodig!
10. Hoe nu verder met Europa?
De hamvraag tot slot. Net zo min als ik mij heb gewaagd aan een samenvatting van Judt's boek, waag ik mij aan een antwoord op deze vraag. Wel heeft het lezen van dit boek mij een aantal inzichten opgeleverd die ik moeiteloos durf te extrapoleren. Het belangrijkste inzicht is zonder meer dat gevoelens van vernedering en gekrenkte trots -hoe lang geleden ook ontstaan- zeer belangrijke drivers in de geschiedenis zijn. Het voorbeeld van de Duitse vernedering na het sluiten van de Vrede van Versailles in 1919 en de mede hieruit voortgekomen ellende, is genoegzaam bekend. Het effect van de Franse krenkingen is hierboven reeds beschreven.
In dit licht maak ik mij zorgen over de gevoelens van de Russen en de positie van Europa. De snelheid waarmee het Russische imperium is verdampt, is duizelingwekkend. De effecten hiervan zullen nog vele decennia zo niet eeuwen, na-ijlen. Het is dan ook de vraag in hoeverre de annexatie van de Krim slechts een eenmalige volkenrechtelijke faux pas is geweest dan wel een voorbode van verdergaande Russische ambities. Judt heeft er een paar onheilspellende zinnetjes over.
"De Sovjets zelf raakten hun wantrouwen jegens het Westen nooit kwijt" (p. 142)
"De wens om iets van het internationale 'respect' terug te winnen was een belangrijke drijfveer in het buitenlands beleid van het Moskou van na de Sovjet-Unie (...)" (p. 860)
"Op de wat langere termijn werpen de nabijheid, de omvang en het bezit van ongeëvenaarde hoeveelheden fossiele brandstoffen van Rusland natuurlijk wel een schaduw over het energiearme Europese continent (...) Vooralsnog zochten het Russische gezag en veel gewone Russische staatsburgers in Europa vooral 'respect' ". (p.946 - 947)
foto achterzijde boek
Paul Strijp, 12 augustus 2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten