BOEK
Auke van der Woud DE NIEUWE MENS De culturele revolutie in Nederland rond
1900. Prometheus, Bert Bakker Amsterdam, 2015
Anders gaan denken over onze cultuur van de afgelopen anderhalve eeuw.
Dat is wat Van der Woud met dit boek beoogt. Die andere benadering schuilt in
de erkenning van de cultuur van de massa. Die heeft volgens hem in de
geschiedschrijving te weinig aandacht gekregen. Met een royale en overtuigende
bewijsvoering slaagt de auteur in die opzet. En passant geeft hij zijn boek een extra ambitie mee. Dat is de ambitie om te laten zien dat historische studies de omwenteling in de
cultuur rond 1900 moeten duiden en niet slechts de hectiek. In het verwezenlijken van die ambitie slaagt Van der
Woud niet. Zonder dat hij het zelf claimt, verwezenlijkt hij wel een derde
ambitie. Hij relativeert tal van
cultuursociologische verschijnselen die we tegenwoordig als kenmerkend voor
onze hedendaagse tijd beschouwen. Met die verschijnselen bleken de mensen ruim
honderd jaar geleden ook al te worstelen.
Van der Woud zet twee culturen tegenover elkaar: de oude en
de nieuwe. De oude cultuur, ontstaan uit de klassieke oudheid en de
joods-christelijke traditie, kenmerkte zich door een gerichtheid op het hogere. Daaraan lag de overtuiging
ten grondslag dat het aardse bestaan onvolmaakt was. De waarden van de oude
cultuur waren dan ook geestelijk en ideëel van aard. De nieuwe cultuur
daarentegen stelde het zintuiglijk waarneembare centraal. “De” waarheid bestaat niet langer, die is
afhankelijk van de plaats en de tijd van de waarnemer. Vrijheid wordt het
hoogste goed.
Fundamentele
verandering
Wat gebeurde er nu in die late 19e eeuw? Volgens
Van der Woud veranderden de culturele waarden en normen toen fundamenteel. Er
was sprake van een omwenteling die zich kenmerkte door het verlies van de dominante
positie van de idealen van de oude cultuur. Die verloren hun algemene
geldigheid. Daarmee werd de culturele elite, die haar positie van oudsher aan
die oude cultuur ontleende, uit het centrum van de macht verdreven. In de nieuwe
cultuur ging het om de indruk die men
maakte. Alles wat aanwijsbaar is, kreeg volgens Van der Woud een welhaast
heilige betekenis.
Hij illustreert dit met een keur aan voorbeelden, ontleend aan het alledaagse leven. Die maken zijn boek buitengewoon levendig en tot de verbeelding sprekend. Bazars, grand hotels, café-restaurants, bioscopen, schouwburgen, theaters, musea. Ze komen allemaal voorbij als manifestaties van de nieuwe cultuur. Telkens is de essentie: het gaat om de omgeving en de ambiance. Die lokken de klanten, niet de voorwerpen of de koopwaren. Zien en gezien worden, daar gaat het om.
Van der Woud geeft daarbij veel interessante historische
wetenswaardigheden mee. Zo laat hij bijvoorbeeld zien dat de
tegenstanders van de nieuwe massacultuur, de individualisten, die cultuur juist
hard nodig hadden. Conformisme en individualisme horen bij elkaar. Een individualist
zoekt de massa op om daarin onopvallend zichzelf te kunnen zijn. Interessant is
ook dat bepaalde voorzieningen in de nieuwe
cultuur de sociale verschillen tussen de klassen in stand hielden. Dat gold
bijvoorbeeld voor de schouwburg, het theater en het onderwijs. In café’s en bioscopen
daarentegen verdampten die standsverschillen juist.
Noodzaak van een omwenteling
So far, so good. Dan
volgen de hoofdstukken 29 en 30. Daarin formuleert Van der Woud vrij terloops
een tweede doelstelling voor zijn boek.
Hij vertrekt vanuit de premisse dat de geschiedenis geen continuüm is, dus geen opeenvolging van
oorzaken en gevolgen. De geschiedenis volgt eerder een patroon van discontinuïteit. Vanuit die gedachte
formuleert hij als nevendoel van zijn boek “
.. te illustreren dat we met het denken over die tijd volgens de gebruikelijke
lijnen niet verder komen” . Die gedachte van discontinuiteit impliceert
voor Van der Woud dat historische studies over de late 19e eeuw een omwenteling of een omslag van culturele waarden en normen moeten laten zien. Doen die studies
dat niet en 'beperken' zij zich tot het beschrijven van conflicten,
controverses of hectiek, dan schieten zij voor hem te kort. De klassieke
studies van Blom en Romein veegt hij dan ook vrij genadeloos van tafel. Weliswaar
imposant, zo oordeelt Van der Woud, maar ze laten de oude situatie onvoldoende
zien.[2]
Deze stellingname roept een aantal vragen op.
Kritiek
Zo schrijft hij: “ … om een omwenteling in algemeen geaccepteerde waarden en normen te kunnen vaststellen is toch meer nodig dan naar een grote politieke en humanitaire catastrofe verwijzen” .[3] De vraag luidt dan natuurlijk: wat is dan precies nodig? Wat moeten Blom en Romein doen om zich wèl te kwalificeren? De auteur komt hier niet verder dan de notie om een complexe gebeurtenis met grote aandacht en precisie te beschrijven.
De tweede vraag die zijn stellingname oproept, luidt: waarom is een discontinue geschiedschrijving alléén gebaat bij de duiding van een omwenteling, van een Umwertung aller Werte? Blom en Romein beschrijven conflicten en hectiek. Die zou je met een beetje goede wil toch kunnen duiden als schokken en impulsen die óók bijdragen aan een discontinue geschiedschrijving?
Zo nieuw zijn onze
problemen nu ook weer niet
Gesjoemel met hypotheken door banken. Snel geld verdienen
met de bouw van veel woningen. Tussenpersonen die hoge provisies opstrijken. Bouwvakkers
in vaste dienst vervangen door tijdelijke krachten. Mensen die tevreden zijn
met vluchtige impressies en het bescheiden geluk niet meer waarderen. Een druk
op de winkeliers om –op straffe van faillissement- meteen met de nieuwste mode
mee te gaan. Een uitgaanspubliek dat voortdurend naar verandering verlangt.
Klachten over de teloorgang van de natuur. Het wegvallen van een gemeenschappelijk maatschappijbeeld.
Een betekenis die Van der Woud niet claimt, maar die zijn
boek zeker heeft is de relativering van een aantal cultuursociologische
verschijnselen die we tegenwoordig als kenmerkend voor onze hedendaagse tijd
beschouwen. Met die verschijnselen bleken de mensen ruim honderd jaar geleden
ook al te worstelen. Menige analyse over hedendaagse welvaartsverschijnselen
zoals stress of werkdruk zou aan diepte kunnen winnen door de analyses van Van
der Woud erbij te betrekken. Zo nieuw is dat allemaal niet, rond 1900 kampten
veel mensen ook al met zenuwziekten.
In zijn expliciete doelstelling om de cultuur van de massa
te beschrijven is Van der Woud glansrijk geslaagd. Dat geldt niet voor zijn
terloopse ambitie om te laten zien dat we niet verder komen met studies die de
omwenteling niet beschrijven. Daar blijft de lezer vooral met vragen zitten. Met
zijn onbedoelde relativering van veel van onze hedendaagse problemen heeft de
auteur een waardevolle dimensie toegevoegd.
Alles overziend had hij dit waardevolle boek beter de volgende
ambitie kunnen meegeven. “Ik beschrijf voor
u de cultuur van de massa, want die blijkt in de geschiedschrijving een
omissie. Daarmee laat ik tevens zien hoe onze voorouders ook al worstelden met
problemen waarvan wij denken dat ze uniek zijn voor onze tijd.”
Paul Strijp, 24 juli 2015
[1] Zie pagina 230.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten