BOEK
Benjamin Barber. Als burgemeesters zouden regeren. Haperende staten, opkomende steden. Nieuw Amsterdam Uitgevers. Nederlandse vertaling, 2014.
We hebben behoefte aan een mondiaal bestuur. De grote vraagstukken van deze tijd zoals de klimaatverandering vereisen een bestuur dat de gehele wereld regeert. En dat bestuur kan niet worden gevormd door staten, laat dat duidelijk zijn! Voor een mondiaal bestuur komen alléén steden in aanmerking. Steden namelijk zijn nu al wereldwijd met elkaar verbonden. Bovendien lijden zij niet aan de tekortkomingen van nationale staten. Die staten bakken er helemaal niets van. Zie hier de kernboodschap van Benjamin Barber. Barber heeft met dit boek een interessant betoog geschreven over de wereldwijde rol van steden en burgemeesters, maar overspeelt uiteindelijk zijn hand. Hij weigert in te zien dat steden voor een effectieve aanpak van mondiale vraagstukken te enen male afhankelijk zijn van staten.
Het potentieel van steden
Volgens Barber hebben steden een aantal wezenskenmerken. Steden zorgen voor innovatieve en creatieve processen, voor variatie en verschillen. Dat maakt hen uniek, zeker in vergelijking tot de natiestaten. Die hebben dat allemaal niet. Ondertussen hebben steden ook een aantal minpunten. Zij zorgen voor ongelijkheid en neigen tot corruptie. Barber toont zich op dit punt pessimistisch, op tal van maatschappelijke terreinen ziet hij dat die ongelijkheid en daaraan gekoppelde segregatie de kop opsteken.
Wat maakt steden nu zo geschikt voor een mondiaal bestuur? Barber voert hiervoor een aantal argumenten aan. Ten eerste het schijnbaar onvermijdelijk karakter van de stad. Steden waren ooit de voorgangers van de staat en vormen vanuit dat historisch gegeven volgens hem een potentieel democratische, mondiale bouwsteen. Verder zijn steden volgens Barber van nature onderling verbonden, qua mobiliteit en informatieuitwisseling. Net zoals zenuwcellen dat zijn. Ook die verbinding verschaft hen een mondiaal potentieel. Maar misschien nog wel het belangrijkste van alles, is het falen van de rivalen. Vrij vertaald: staten maken er een potje van, vooral als het gaat om de internationale samenwerking. Dat kunnen steden beter!
Harmonische relatie stad - platteland
Barber houdt een prachtig pleidooi voor een dialectiek tussen stad en platteland. Zeg maar: voor het opheffen van een vruchteloze of-of tegenstelling tussen beide. De door hem voorgestelde synthese bestaat hierin dat hij de natuur in de stad toelaat. De stad kan door de aanleg van parken een gelijkheidsideaal realiseren en alle stedelingen toegang tot de natuur verschaffen. Met andere woorden: Barber laat zien dat de stad de natuur en de open ruimte nodig heeft. De stad is afhankelijk.
Die afhankelijkheid creëert hij niet voor de verhouding van de stad tot de staat. Voor die verhouding komt hij allerminst tot een synthese, maar blijft hij hangen in een scherpe antithese. Hoe zit dat precies?
Moeizame relatie stad - staat
Barber ontwerpt door zijn hele boek heen een ambigue relatie tussen stad en staat.
Soms lijkt hij te zeggen: je kunt het ze ook niet kwalijk nemen dat ze er een bende van maken, die staten. Hun wezenskenmerk wordt immers gevormd door soevereiniteit. Soevereiniteit is nu eenmaal ondeelbaar en onveranderlijk en staat daarmee effectieve internationale samenwerking in de weg. Ook lijkt hij enig mededogen voor staten te kunnen opbrengen vanwege hun onhandige schaalniveau. Ze zijn nu eenmaal te groot voor het servet (de couleur locale van de stad) en te klein voor het tafellaken (het mondiale machtsspel).
Op andere momenten is hij harder in zijn oordeel. Dan diskwalificeert hij staten. Ze laten ons in de steek, zijn zelfgenoegzaam en ijdel en laten alleen maar gebrul horen. Dat is toch allemaal niet niks. Alsof hij er zelf van schrikt, roept hij op andere plaatsen op tot verzoening met de staat. En een enkele keer claimt hij autonomie voor de steden op grond van een vermeend normatief gezag.
Au fond is zijn basishouding: "Natiestaten, je kunt ze maar beter buiten de deur houden". Intelligent samenspel, daar hoor je Barber niet over. De vraag is of dat verstandig is. De Nederlandse context leert in elk geval dat juist voor een effectieve aanpak van mondiale vraagstukken zoals de klimaatproblematiek, dat samenspel tussen overheden noodzakelijk is. We nemen een aantal Nederlandse voorbeelden onder de loep.
Barber in de Nederlandse context
Eén van de meest succesvolle projecten in Nederland in de strijd tegen de gevolgen van de klimaatverandering, is Ruimte voor de Rivier. Een majeure beslissing die werd genomen na een evacuatie van 10.000 mensen als gevolg van een grote 'bijna-overstroming'. De beslissing omvatte een groot aantal maatregelen zoals de verplaatsing van dijken en de verdieping van rivieren. De uitvoering van dit project werd -daar zijn vriend en vijand het over eens- een bestuurlijke prestatie van formaat. De succesfactor? De vervlechting van centrale en decentrale besluitvorming. Kort en goed: het samenspel van staat en steden. De toenmalige staatssecretaris gaf de decentrale bestuurders (burgemeesters, wethouders, dijkgraven) de ruimte en het gevoel om binnen een aantal randvoorwaarden de kernbeslissing zelf te schrijven en om die te koppelen aan eigen projecten. Het is maar zeer de vraag of de burgemeesters en wethouders deze resultaten op eigen kracht hadden kunnen behalen.
Tweede voorbeeld. Barber noemt de strijd van een burgemeester ergens ter wereld tegen de corruptie. Die strijd doet denken aan de actuele aanpak van een aantal burgemeesters in Nederland tegen de infiltratie van de georganiseerde criminaliteit in het openbaar bestuur. In Noord-Brabant worden die burgemeesters zichtbaar gesteund door de commissaris van de koning. Die profileert zich als roerganger en als klankbord voor de burgemeesters. Ook biedt hij hen mentale steun. Zouden de burgemeesters dit in hun eentje redden?
Een laatste voorbeeld uit de Nederlandse praktijk. Bij de aanpak van de problematiek rondom uitgeprocedeerde asielzoekers (terugsturen naar het land van herkomst of bieden van basale opvang in Nederland?) stonden regering en grote steden onlangs lijnrecht tegenover elkaar. In het Parool van 25 april 2015 werden twee opvattingen over dit conflict uitgemeten. Voormalig eurocommissaris Frits Bolkestein stelde: "Burgemeesters moeten uitvoeren wat de centrale overheid afspreekt. (...) En anders moeten ze maar weg". Columnist Felix Rottenberg daarentegen pleitte voor een burgemeesterscommissie. Een commissie die de opdracht van de regering zou krijgen oplossingen aan te dragen en leiding te geven aan de organisatie van humane regelingen. Hoewel een dergelijke commissie haar nut hier niet heeft kunnen bewijzen, is ook dit voorstel een uitgelezen voorbeeld van de verweving van centrale en decentrale besluitvorming!
Burgemeesters, wat zijn dat voor mensen?
Barber wordt gebiologeerd door burgemeesters. Hij schetst een twaalftal profielen van burgemeesters van wereldsteden. Die profielen zijn betrekkelijk kritiekloos. Soms hebben ze ronduit het karakter van een ode. Dat doet toch wel afbreuk aan de waarde van dit boek.
Burgemeester zijn volgens Barber in de eerste plaats doeners. Pragmatisch ingestelde mensen die vanuit een persoonlijke betrokkenheid praktische problemen oplossen. Met ideologie hebben ze eigenlijk niets. Toch is dat laatste maar zeer de vraag. Ten minste twee van de twaalf portretten verraden wel degelijk een -zij het impliciete- ideologische verankering. Zo laat de burgemeester van Delhi optekenen: "Je redt het gewoon niet met die oude vorm van besturen waarbij je voor iedere cent afhankelijk bent van je kiezers." En zo symboliseert de burgemeester van Jeruzalem volgens Barber zelfs een machiavellistische realiteit.
Machiavellistisch: hoezo hebben steden een democratisch potentieel, mijnheer Barber?
Burgemeesterparlement: metafoor of arrangement?
Vrij vroeg in zijn boek kondigt de auteur een burgemeestersparlement aan. Als lezer denk je lange tijd dat hij dat als metafoor voor een versterkte samenwerking van burgemeesters all over the world gebruikt. Niets is minder waar. In zijn laatste hoofdstukken "schrijft hij dat parlement helemaal uit", bij wijze van spreken met een reglement van orde erbij. Niets dus metafoor, maar een heus arrangement! Dit parlement dient de reeds bestaande informele stedennetwerken te formaliseren. Via een ingenieus systeem dienen de burgemeesters te waken over de belangen van de aarde en zich niet te gedragen als spreekbuizen van hun eigen achterban.
Op zichzelf creëert Barber hiermee een tot de verbeelding sprekende en innovatieve figuur. Echter, dit parlement zal keihard met zichzelf geconfronteerd worden. Waar steden volgens Barber onverschillig staan ten opzichte van ideologie en machtspolitiek, zullen juist deze twee in een wereldwijd parlement onvermijdelijk de kop opsteken. In hun eigen gemeenten mogen burgemeesters zich dan pragmatisch tonen, de mondiale vraagstukken van een wereldwijd parlement zijn per definitie politiek. Die lossen de natiestaten niet op, maar de burgemeesters in hun eentje evenmin.
Failliet van een loodzwaar systeem
Het door Barber ontworpen systeem is gespeend van checks and balances. Alle heil moet van de steden komen. Dit systeem is dan ook gedoemd te bezwijken onder haar eigen gewicht. Steden lopen het risico zichzelf levensgroot te overschatten. Barber heeft de mond vol van een interdependente wereld, een wereld die aan elkaar hangt van onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid. Maar hij weigert één afhankelijkheid en verwevenheid onder ogen te zien: de afhankelijkheid van de steden van de natiestaat. Die kan hij maar niet over zijn lippen verkrijgen.
Zijn burgemeestersparlement zal daardoor nooit verder dan een goedbedoelde metafoor komen.
Paul Strijp, 27 mei 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten