Translate

woensdag 31 juli 2013

Paul Verhaeghe krijgt zijn Identiteit niet scherp



BOEK
Paul Verhaeghe  Identiteit. De Bezige Bij, Amsterdam, 2013.


Het einde van de vorige eeuw. Toen is, als we Paul Verhaeghe mogen geloven, alle ellende begonnen. Vanaf dat moment ontstond voor ons allemaal de noodzaak om 'het' te maken. Succes werd de maatstaf. Deze neoliberale denkwijze doordringt volgens Verhaeghe alle aspecten van ons dagelijks leven en -belangrijker- bepaalt ook onze identiteit. Een prikkelende hypothese als startpunt voor zijn boek. Helaas laat de auteur een overtuigende bewijsvoering achterwege.


Ben ik dat wel?

Verhaeghe introduceert een interessant, dynamisch identeitsbegrip. Identiteit is niet iets wat voor het leven vastligt. Integendeel, identiteit is de uitkomst van een continue zoektocht. Een zoektocht naar de balans tussen het samenvallen met en juist het afstand nemen van de ander. Volgens Verhaeghe worden we niet met onze identiteit geboren. Wie we worden, hangt af van de interactie met onze omgeving. In een stabiele omgeving verandert onze identiteit geleidelijk, op ons vijftigste zijn we iemand anders dan toen we vijfentwintig waren.

Deze plaatsbepaling deed me onwillekeurig denken aan de column van recensent Arjan Peters in de Volkskrant van 30 maart 2013. "Want je verandert, ook al blijf je hetzelfde. Ben ik dat wel, vroeg Karl Ove Knausgärd zich af toen hij drie jaar geleden naar de babyfoto's keek die zijn ouders begin 1969 van hem hadden gemaakt. Het leek hem bijna verkeerd om het woord 'ik' te gebruiken voor het kreeftrode krijsende ventje op de commode".








Wat gebeurt er met de balans?

Terug naar Verhaeghe. Die balans, daar gaat het bij hem dus om. De balans tussen het verlangen om samen te vallen met de ander en het verlangen naar autonomie. Als de hedendaagse neoliberale cultuur met zijn accent op succes, competitie, het bereiken van de top en efficiency onze identiteit sterk zou bepalen (zoals Verhaeghe beweert), dan zou die balans dus verstoord moeten worden. Of op zijn minst verschuivingen moeten ondergaan. En op dat punt blijft de auteur in gebreke.

De relatie tussen het neoliberale marktdenken en de veranderingen in onze identiteit in termen van balanswijzigingen, stipt hij slechts fragmentarisch en oppervlakkig aan. Zie de pagina's 142, 163, 208, 220 en 227. Op pagina 220 bijvoorbeeld stelt hij dat zelfs hoogopgeleiden tegenwoordig bij de organisatie van hun werk enkel verantwoordelijkheid voelen, maar niet betrokken worden bij het nemen van beslissingen. Daardoor hebben zij niet meer het gevoel erbij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Het mag allemaal waar zijn, maar of die hoogopgeleiden daardoor méér met hun identiteit worstelen in vergelijking tot die van dertig jaar geleden? Ik weet het niet, maar Verhaeghe slaagt er niet in om te overtuigen.

In plaats daarvan put de auteur zich in een veelvoud aan pagina's uit in een lethargie aan cultuurpessimistische beschouwingen. Over de kwalijke kanten van het hedendaagse output-denken en de ideologie van 'meten is weten', over die vermaledijde regelovervloed, over de media natuurlijk, over de tekorten van de hedendagse opvoeding en over nog wat van die zaken. Helaas verzuimt hij hier telkens om de relatie te leggen met die verschuivingen in balans. Ook toont Verhaeghe zich wel van zijn somberste kant. Ik zou het interessant hebben gevonden als hij ook aandacht had besteed aan de moderne virtuele online identiteiten die al een jaar of vijftien op het internet ontstaan. Moeten we ons daar ook zorgen over maken?





Eindoordeel

Dit boek bevat een aantal zeer interessante beschouwingen. Niet alleen over identiteit, maar ook bijvoorbeeld over Het Tekort. Bij het lezen daarvan (pagina 156) liepen de rillingen over mijn rug. Zó mooi. "Zowel het besef dat er geen definitief antwoord bestaat voor ons tekort als de volgehouden inspanning om, samen met en voor anderen, toch antwoorden te construeren, is het resultaat van een geslaagde opvoeding. Daarbij hebben ouders hun kroost duidelijk gemaakt dat er niet alleen materiële beperkingen zijn aan wat ze kunnen geven, maar dat er ook een intrinsieke onmogelijkheid bestaat om het menselijk verlangen volledig in te vullen. Wat we ook krijgen, wat we ook geven, er zal nooit een definitief antwoord komen. De allermooiste definitie van de liefde, ooit verwoord door Jacques Lacan, luidt dan ook: 'L'amour, c'est donner ce qu'on n'a pas', liefde is geven wat men niet bezit." 

Had Verhaeghe er maar een verzamelbundel van gemaakt. Minder ambitieus dan nu. Gewoon een bundel, met wat gedachten en overpeinzingen. Daar is niets mis mee. Want nu ontbreekt de rode draad, de auteur overtilt zich.


Paul Strijp
Diemen, juli 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten