Translate

vrijdag 20 december 2013

Paul Frissen doet in Fatale Staat aan Albert Camus denken


BOEK

P.H.A. Frissen De fatale staat. Over de politiek noodzakelijke verzoening met tragiek. Van Gennep, Amsterdam, 2013.





In 2009 mocht ik de bul voor het behalen van mijn Master of Public Administration in ontvangst nemen uit handen van Paul Frissen, decaan bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Daarmee sloot ik een periode van twee jaar intensieve studie af. Gedurende die twee jaar leerden wij als studenten (fellows in het jargon van de school) Frissen kennen als een eigenzinnig bestuurskundige. Een postmodernist naar eigen zeggen. Centraal in zijn denken staat de noodzakelijke terughoudendheid van politiek en staat. Frissen legitimeert die terughoudendheid onder verwijzing naar een aantal immanente kenmerken van de staat. De staat beschikt over het monopolie voor de heffing van belasting en het gebruik van geweld. Niemand anders kan en mag dat. Dat monopolie maakt de staat tot iets engs. Ik herinner mij dat Frissen zichtbaar onpasselijk werd tijdens discussies over elektronische patiëntendossiers of ouder-kind-centra. Met dat soort voorzieningen moet de staat zich volgens hem principieel niet inlaten. Op die momenten kon Frissen, voor het overige een gemoedelijke en sympathieke Limburger, heel streng kijken.


Op afstand

Twee jaar later las ik een artikel in het tijdschrift Flow. Geen wetenschappelijk tijdschrift, maar een bij vlagen inspirerend spiritueel blad. Hierin kwam Jos de Mul, een collega van Frissen, aan het woord.
Filosoof Jos de Mul vindt dat wij geen aandacht meer hebben voor de tragiek van ons bestaan. In de Griekse oudheid was tragiek onlosmakelijk met het menselijk leven verbonden. Koningen en helden deden vreselijk hun best, maar hun noodlot konden ze niet ontlopen. (...) "Ik denk dat moderne mensen vaak niet goed beseffen dat tragiek onlosmakelijk verbonden is met het menselijk leven. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de ontwikkeling van die welvaart. De jongere generaties hebben geen ervaring met grote fundamentele frustraties zoals de oorlogsgeneratie die nog heeft meegemaakt."
Dat vond ik een verrassend inzicht. Nieuw voor mij. En warempel, weer twee jaar later verschijnt een boek van Frissen over de staat en tragiek. In essentie legitimeert Frissen hierin de noodzakelijke terughoudendheid van politiek en staat niet langer intern, maar extern. De maatschappelijke orde en het menselijk leven kenmerken zich nu eenmaal door tragiek. Politiek en staat moeten niet de fout maken alle ellende die uit die tragiek voortvloeit, op te lossen. Frissen doet mij denken aan de Franse filosoof Albert Camus. Hoe hard je ook je best doet, de mens kan elk moment overvallen worden door ziekte, dood, ontslag of andere pech. Volgens Camus heeft het geen zin om die tragiek te ontlopen. Ook niet door een beroep te doen op externe krachten zoals God of het communisme. Frissen houdt niet God of communisme op afstand, maar politiek en staat.


Waar zijn de klassieken?

Het boek Fatale staat bestaat uit drie delen. In het eerste deel laat Frissen zien hoe twee stromingen 'de politieke orde uitdagen': het populisme en de moderniteit. Waar de eerste de verlossing predikt, zoekt de moderniteit haar heil in de maakbaarheid. Die politieke orde -en dat beschrijft Frissen in het tweede deel- is symbolisch van aard en kenmerkt zich door mythen, riten en symbolen. Met name het populisme deelt aan die politieke orde een aantal rake klappen uit. Om daarvan te herstellen reikt de auteur het perspectief van de verzoening met tragiek aan. Daarvoor reserveert hij zijn derde deel.

In deze opbouw schuilt voor mij ook wel een teleurstelling. Die zal met verwachtingen te maken hebben. Diep in mijn hart had ik verwacht dat Frissen rijkelijk de klassieke tragedies zou laten passeren. Van Aeschylus, Euripides, Sophocles, Shakespeare. En dat hij daarbij zou laten zien hoe die tragedies zich vertalen in hedendaagse maatschappelijke werkelijkheden. Voor welke dilemma's plaatsen die overheid en politiek? Maar die klassieken trekken slechts mondjesmaat voorbij. Met zijn tweede deel heeft Frissen een lange aanloop nodig. Te lang voor mijn gevoel. De vele pagina's over de symbolische orde van de politiek zouden meer op zijn plaats zijn geweest als préambule voor zijn totale oeuvre. In het laatste deel is Frissen op zijn best. Ouderwets op dreef. Daar strooit hij kwistig met verfrissende en tegendraadse noties. Zoals zijn pleidooi voor het compromis, afstand, voortmodderen, bescheidenheid en elegantie. Dat doet denken aan eerder werk waarin hij afrekent met obligate vanzelfsprekendheden als het streven naar ontkokering.


Geen tragiek zonder vrijheid

Aan het einde van het boek blijf ik met aantal vragen zitten. Die komen voort uit een passage in dat artikel met De Mul.
"Tragiek veronderstelt vrijheid. Als je geen vrijheid hebt, kan je leven miserabel zijn, maar het is niet tragisch. Tragisch is degene die voor een beslissing staat en dan verkeerd kiest."
Ook in zijn boek verwijst Frissen naar deze notie van De Mul (pagina 263), maar hij doet er verder niets mee. En dat is jammer, want in het licht van de politieke beoordeling van tragiek lijkt mij juist dit element van keuzevrijheid cruciaal. Wat doet Frissen met de mensen die -in termen van De Mul- een miserabel bestaan leiden? In zijn radicale afwijzing van een al te actieve en enthousiaste staat lijkt hij die aan hun lot over te laten. Enige clementie blijkt in elk geval nergens. Dat kan op zichzelf een te rechtvaardigen keuze zijn, maar ik had hier graag meer scherpte gezien. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de vraag: welke ellende in iemands leven kan met recht gezien worden als de consequentie van een verkeerde keuze? Met andere woorden: als het gevolg van tragiek waarvoor de staat zich volgens Frissen niet verantwoordelijk hoeft te voelen? En welke ellende komt iemand 'aanwaaien' zodanig dat je onmogelijk van een keuze kunt spreken en je iemand dus ook niet verantwoordelijk kunt houden? Politiek en maatschappelijk relevante vragen, bijvoorbeeld in het licht van het regelmatig oplaaiende armoededebat. Martin Sommer wijdde hier een interessante beschouwing aan in de Volkskrant van 21 september 2013. Is werkloosheid iets wat je zomaar kan gebeuren? En hoe zit dat voor echtscheiding en schulden? Zijn die altijd het gevolg van verkeerde keuzen?

Wat jammer toch dat Frissen hier niet zijn licht over heeft laten schijnen. Het lijkt er nu op dat hij helemaal niet differentieert en dat de staat zich verre dient te houden van alle ellende, keuze of niet.
Bij een volgende druk graag wat meer alledaagse ellende van doorsnee burgermensen. Wat moet de staat met hen? En dan mag die beschouwing over de symbolische orde van de politiek voor mij wat minder uitvoerig.


Paul Strijp, 21 december 2013


Naschrift d.d. 5 maart 2016: zie voor mijn bespreking van het boek "Het geheim van de laatste staat" van Paul Frissen:
http://boekbesprekingenpaulstrijp.blogspot.nl/2016/02/na-het-geheim-van-de-laatste-staat-rest.html

1 opmerking:

  1. Beste Paul,
    Een boekspreking waarvan de titel een verbinding legt met AlbertCamus wekt natuurlijk hoge en tegelijkertijd nederig stemmende verwachtingen.
    Het is mooi te merken dat een boek door velen wordt gelezen. Op de ene of andere manier raakt het kennelijk een snaar ook buiten de kring van vakgenoten.
    Ik ben het wel met je eens dat deel 2 niet het sterkste of spannendste deel van het boek is, maar ik wilde wel de link leggen met de politiek-wetenschappelijke en bestuurskundige literatuur, uiteraard met veel aandacht voor de politieke filosofie. Daarom ook heb ik er niet voor gekozen een uitgebreide anlayse van de klassieken te maken, al was het maar omdat ik me dan op glad ijs zou begeven als niet-specialist.
    Jos de Mul is inderdaad een belangrijke inspiratiebron geweest.
    Wat je laatste punt betreft. Ik heb betoogd dat de staat gevaarlijk is als hij de suggestie wekt tragiek te kunnen oplossen. Daarom ook dat de ondertitel laat zien dat het om een politiek noodzakelijke verzoening met tragiek gaat. Burgers hoeven zich uiteraard niet met tragiek te verzoenen en evenmin maatschappelijke organisaties. De staat is echter pas aan zet als maatschappelijke zelforganisatie niet volstaat. Dat heb ik ook in verschillende RMOrapporten betoogd. Op pagina 214 staat overigens dat compassie met kwetsbaarheid nog steeds uitgangspunt voor normering van statelijk handelen is.
    Dat komt wellicht niet helemaal aan je kritiek tegemoet, maar maakt ook duidelijk dat ik zeker oog heb voor 'ellende van doorsnee burgermensen'. Ik zou alleen denken dat solidariteit niet al te gemakkelijk verstatelijkt moet worden, zeker niet door burgers die solidair willen zijn.
    Hartelijke groet

    Paul Frissen

    BeantwoordenVerwijderen