Translate

zaterdag 16 november 2024

Benoit Wesly is altijd zijn broertje Leon gebleven in 'Wat voorafgaat wordt vervolgd'


BOEK

Benoit Wesly. Wat vooraf gaat wordt vervolgd. Uitgeverij Leon van Dorp. Tekstnotatie en redactie: Peter Pluymen. Druk: Grafistar. ISBN 9789090381572.


Vreselijk beroerde familieomstandigheden bij zijn geboorte. En dan ook nog eens een brute ontvoering op latere leeftijd. Het leven heeft Benoit Wesly bepaald niet gespaard. Toch bleef hij altijd overeind. Meer dan dat zelfs. Als familie- en als gevierd zakenman, als prominent vertegenwoordiger van de Joodse gemeenschap in Limburg en als publiek figuur met toegang tot invloedrijke netwerken. Maar op successen laat hij zich niet voorstaan. Geen zelfverheerlijking dus, wel een alleszins lezenswaardige autobiografie die van kwetsbaarheid, wijsheid en levenservaring getuigt. Kritiek op het boek heb ik niet, wel vind ik het jammer dat Wesly een aantal vragen en kwesties laat liggen of niet uitdiept.





Wesly komt in 1945 in Maastricht ter wereld als oudste zoon van een Joods gezin. Zijn start kenmerkt zich door buitengewoon beroerde familieomstandigheden.

'Wanneer mijn papa en mama, na de bevrijding van Maastricht, in hun woonplaats terugkeren, hebben zij het volgende te verhapstukken. Van de meer dan ooit, uit ongeveer vijftig leden bestaande familie Wesly, zijn alleen zij en hun dochter Leni nog in leven. Hun zoon Leon is, na verraad, opgepakt en in Auschwitz vergast. Al hun bezittingen zijn door de bezetter in beslag genomen.' (p.34) 

Zijn vader verdiende de kost als veehandelaar en grossier in vlees. Wesly maakt geen melding van de werkzaamheden van zijn moeder. Maar in het katholieke Maastricht van na de oorlog is het aannemelijk dat zij het huishouden bestierde en het grootste deel van de opvoeding van de kinderen voor haar rekening nam.

Tot zover de feiten. De emotionele last daarvan manifesteert zich voor Wesly op twee fronten. Op het verlies van zijn broer Leon en op de moeizame relatie met zijn vader. 


Een overleden broer als overlevingsmechanisme

'Wat daarbij wel en altijd weer een rol speelt, zijn gedachten aan mijn in de Tweede Wereldoorlog vermoorde familie en mijn broer Leon in het bijzonder. Aan wat ze in de kampen moeten hebben meegemaakt; aan wat er in de laatste minuten van hun leven door hun hoofden kan zijn gegaan. Vraag me niet hoe zoiets werkt, maar op de een of andere manier werkt dat voor mij troostend en helend.' (p.29) 

Een overleden broer als overlevingsmechanisme. De bespiegelingen die Wesly aan hem wijdt, zijn prachtig. Leon staat symbool voor een  tere en gevoelige kant, voor behoefte aan erkenning en schouderklopjes en aan energie en zelfvertrouwen, voor het speelse en onaangepaste en voor overgevoeligheid voor onrecht. Precies de karaktertrekken die Wesly zichzelf toedicht.

'Ik heb hem postuum geadopteerd en hij woont bij me in. Zijn aanwezigheid is zowel noodzakelijk als confronterend.' (p.49) 


Een vader als autoritair staatshoofd

De relatie van Wesly met zijn vader was ronduit moeizaam.

'Mijn vader heeft, voor zover ik het nu kan beoordelen, besloten mij te harden. In hoeverre dat een bewuste keuze is geweest, weet ik niet. Maar ik denk dat hij van mening was dat een gepantserde huid en een dikke laag eelt op mijn ziel mij resistent en immuun zouden maken tegen ..... Tja, tegen wat eigenlijk? Ik vermoed tegen het leed en het verlies en alle daarmee samenhangende, onbeantwoorde en kwellende vragen in mijn vaders hoofd en hart.' (p. 38)  

Het gevolg van deze opvoedingsstijl was non-communicatie. Beiden voerden geen echte gesprekken. Wesly ontving, zelfs op het sterfbed van zijn vader, alleen instructies. Geen complimenten. Die kreeg hij wel van zijn moeder. In de laatste zin van het citaat hierboven klinkt ook nog wel een zeker begrip voor zijn vader door. Zoals hij ook stelt dat er verlies bestaat dat te groot is voor een mens. Wesly toont zich mild jegens zijn vader. 

Deze gemankeerde vader-zoon-relatie heeft hem rijp gemaakt voor het zakenleven. Ooit werken voor een baas? No way! En dat leven heeft hem bepaald geen windeieren gelegd. Wat droeg, behalve die hang naar onafhankelijkheid, nog meer bij aan zijn succes? 

'Maar ik heb in mijn leven een aantal flinke projecten alleen maar kunnen realiseren door vooral goed te luisteren naar een aantal geweldige adviseurs.' (p.25)

Luisterend vermogen als succesfactor dus. Dat moet bij Wesly dan wel heel groot zijn geweest, want reeds op zijn 42e was hij financieel onafhankelijk. Zijn successen passeren de revue, maar alleszins bescheiden. Wesly benoemt ze, maar van pocherij is geen moment sprake. Wel van iets anders, namelijk een zeker dedain jegens de publieke sector. Hoe zit dat?


Die publieke sector, die kan er niets van

Wesly ergert zich regelmatig. De ene keer omstandig, dan weer tussen de regels door. Hij stoort zich aan lange wachttijden bij de politie, aan een herinnering om een boete van 2,40 euro te voldoen en aan de bureaucratisering in de zorg. Wat een contrast met de commerciële sector en de horeca in het bijzonder, benadrukt hij regelmatig.

Breek hem de bek niet open over bijvoorbeeld de gemeente Maastricht. Wesly bespreekt een aantal aanvaringen met het gemeentebestuur. En het moet gezegd, die doen de wenkbrauwen fronsen. Er hangt vaak een luchtje van niet-integer handelen omheen. Overigens is het opvallend dat hij geen melding maakt van de afwijzing die hij ontving bij zijn sollicitatie naar het ambt van burgemeester. Daar heeft hij eerder namelijk publiekelijk wel zijn ongenoegen over laten blijken. 

En hoewel hij en passant de voorbeeldige organisatie van Koningsdag  2022 door de gemeente Maastricht noemt, voorwaar toch een huzarenstukje, komt hij met een massief verwijt. Overheden lijden volgens Wesly aan een gebrek aan competentie. Dat is toch echt te boud. Er gaat veel mis bij overheden, te veel, zeker. Maar de overheid is te groot en te gedifferentieerd voor zo'n generieke uitspraak. Er zijn ook onderdelen die, gegeven de huidige complexe maatschappelijke omstandigheden, naar behoren functioneren. Om een paar voorbeelden te noemen. Staatsbosbeheer, het Centraal Justitieel Incassobureau, de gemeente Utrecht. 


Schurende maar onbeantwoorde vragen

Wesly toont zich op meerdere plaatsen in het boek kwetsbaar. Hoewel hij ermee worstelt, erkent hij bijvoorbeeld ijdel te zijn. Die kwetsbaarheid is één van de sterke kanten van het boek. Zo stelt hij zich ook de vraag: al dat harde werken en al die zakelijke successen, waar zijn die eigenlijk goed voor geweest? Hij formuleert de vraag nog directer: heb ik wel eigenlijk wel geleefd? En heb ik wel voldoende tijd en energie gestoken in mijn huwelijk, de opvoeding van mijn kinderen en mezelf?

Als lezer denk je dan: now we are talking. Dit zijn de echte, de schurende vragen. Moedig dat Wesly deze opwerpt. Vanuit een autobiografisch oogpunt is het jammer dat hij juist deze vragen vervolgens niet of slechts sporadisch beantwoordt. Zijn boek had met  antwoorden op die vragen aan kracht kunnen winnen.


Jodendom en de staat Israël

Wesly veronachtzaamt zijn Joodse wortels niet. Uitvoerig besteedt hij aandacht aan de Joodse geschiedenis en religie en aan de staat Israël. Ook dat geeft zijn boek een interessante verdieping.

De Joden treft vaak het verwijt dat zij verantwoordelijk zijn voor de moord op Jezus Christus. Dat verwijt ligt volgens hem ten grondslag aan alle vooroordelen jegens de Joden die zich in de eeuwen daarna hebben gevormd. In dat licht toont hij zich ronduit pessimistisch. Het antisemitisme is volgens Wesly nog steeds levend, een volgende holocaust sluit hij zelfs niet uit. Sic!

Buitengewoon kritisch is hij op de staat Israël. Hoe graag hij ook in het land zelf verblijft, de aantasting van de rechtsstaat en de aantasting van de positie van de minderheden door het Israëlische kabinet baren hem grote zorgen. Wat te denken van onderstaande passage?

'Veel Palestijnse mensen die in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever of in de bezette gebieden leven, zijn voor hun werk afhankelijk van Israël. Dagelijks steken ze de grens over om 's avonds weer naar hun huizen terug te keren. Israël bewaakt die grenzen streng. Ik heb de grenscontroles bij Gaza wel eens gezien. Ik schaamde me dood. Ze zijn ronduit vernederend. Iedere dag staan die mensen twee keer twee uur in de rij. Vaak in de brandende zon.' (pp. 166-167)

Wesly werpt zich op als een pleitbezorger van de dialoog tussen Joden en Palestijnen. Een mooie rol! Hij doet mij denken aan de Israëlische schrijver David Grossman.


Wat blijft hangen

Welk beeld van Wesly blijft achter na het lezen van dit boek?

Een ondernemer die zich niet op zijn successen laat voorstaan. Een man met een groot maatschappelijk hart, gedreven door zijn Joodse achtergrond. Een man ook die open en leergierig in de wereld staat, die de dialoog als Leitmotiv voert. En verder beschikt over een ongekende mentale weerbaarheid. De ontboezemingen over de ontvoering die hem in 2019 trof, gaan door merg en been. Wesly, op dat moment de 70 ruimschoots gepasseerd, kwam er weer bovenop. 

We hadden hem nog beter leren kennen als hij ook iets van zijn blunders, zijn allergrootste 'bloopers' had laten zien. Want die zal hij toch ook vast gemaakt hebben? En daarvan zal ook hij toch het meest hebben geleerd. Of vormen die fouten zijn grote blinde vlek?

Maar het mooist van alles is toch wel dat Wesly altijd een kind is gebleven. Un Mestreechs menneke. Dat zich, voortkomend uit een gebrek aan aandacht tijdens zijn jeugd, gestreeld voelt door media-aandacht en complimenten. Een kind dat het geweldig vindt dat Frans Timmermans hem 'vriend' noemt. En dat geniet van zijn ontmoetingen met de 'groten der aarde'. Zoals André Rieu, Yasser Arafat en koning Hoessein van Jordanië. Wesly ontkent deze gevoeligheid overigens niet en schaamt zich er evenmin voor.

Een hoofdstuk gewijd aan de groten der aarde roept onvermijdelijk de vraag op: en waarom komen de 'gewone stervelingen' niet aan het woord? Zeker in zijn bestuurlijke functies voor Joodse organisaties moet hij toch ook indrukwekkende ontmoetingen met Joodse mensen hebben gehad. Nu blijft het bij een eerbetoon aan Petronella 'Nelly' Kochmann - Eymael, de schoonmoeder van André Rieu. De lezer blijft zitten met de vraag: wat zegt dit over Wesly? Gewoon toeval dat hij geen aandacht besteedt aan de gewone mensen? Of vindt hij beroemdheden interessanter?

Zijn broer Leon staat volgens Wesly symbool voor zijn zelfverklaarde behoefte aan erkenning en schouderklopjes. De grote Benoit is altijd de kleine Leon gebleven.

Paul Strijp, 16 november 2024

maandag 10 juni 2024

David Grossman is in 'De prijs die we betalen' genadeloos voor zijn eigen regering en verzoenend naar de Palestijnen


BOEK

David Grossman  De prijs die we betalen. Essays. Cossee, Amsterdam. Derde druk, februari 2024.


Een Israëlisch schrijver die de regering van zijn geboorteland keihard aanspreekt. En daarbij de mythe ontzenuwt dat Israël een democratie zou zijn. Zo kritisch als hij is naar zijn eigen regering, zo verzoenend stelt hij zich op naar de Palestijnen. Hij pleit voor een verlichting van hun lijden. Hoewel er hier en daar best kanttekeningen te plaatsen zijn, maakt juist deze milde en verzoenende toon dit tot een prachtig boekje.


 




Verraad als vertrekpunt

Grossman voelt zich verraden. Verraden door zijn eigen regering. Waarom? Omdat die regering, premier Netanyahu voorop, omwille van allerhande perverse eigenbelangen de protesten van haar burgers niet serieus heeft genomen. En daarmee de paraatheid van de staat Israël heeft verkwanseld. Wat weer kon leiden tot de afschuwelijke aanval van Hamas op 7 oktober 2023.

Dit verraad vormt het vertrekpunt voor de verzameling essays die dit boekje is. Deze essays zijn beschouwingen van vóór die aanval van Hamas. Met uitzondering van zijn inleidende beschouwing, die is drie dagen later geschreven. De militaire reactie van Israël gedurende de maanden daarna komt in dit boekje dus niet meer aan de orde.


Zou Grossman er nog steeds zo over denken?

Dat geeft direct enig ongemak. De bundel heeft hier en daar al aan actualiteitswaarde verloren. Waardoor je je als lezer soms afvraagt: zou de auteur er nu nog steeds zo over denken? Dat geldt in het bijzonder voor een gedachte in die inleidende beschouwing. Die gaat over de hiërarchie van het kwaad. Dat kwaad bestaat uit gradaties, het ene kwaad is erger dan het andere. Grossman komt in dat licht tot de volgende stellingname.
'Maar we mogen niet de vergissing begaan de zaken te verwarren: ondanks alle woede over Natanyahu, zijn kompanen en zijn gedrag zijn de verschrikkingen van de afgelopen dagen niet door Israël geïnitieerd. Hamas heeft die veroorzaakt. De bezetting is inderdaad een misdaad, maar honderden burgers, kinderen, ouders, ouderen en zieken overmeesteren en dan een voor een in koelen bloede neerschieten is een grotere misdaad.' (pagina 10)  


Israël als land van de mythen

Waar Grossman het hier in vergelijkende zin dus nog voor zijn eigen regering opneemt, gaat hij daarna helemaal 'los'. Los op diezelfde regering. Allereerst door haar uitholling van het rechts- en onderwijssysteem en van de politie, aan de kaak te stellen. Hij wijst op het gevaar van de huidige ontwikkeling naar een dictatuur. Maar wat hij zijn regering het meest kwalijk neemt, is haar bezettingen- en nederzettingenpolitiek in de Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Met het voeren daarvan verklaart zij het bezette volk als van nature inferieur. En bedrijft de Israëlische regering in wezen apartheid. 

Dat is op zichzelf al kwalijk genoeg. Maar wat het Israëlische kabinet volgens Grossman aanvullend doet, is dat zij deze politiek uit het collectief bewustzijn van haar burgers verdrijft. Alsof zij deze politiek niet voert. Door in de huidige oorlog tegen de Palestijnen geweld en tegengeweld als automatisme in te zetten. En door haatdragende overtuigingen en symbolen in dat bewustzijn te verankeren en legitimeren. Als een valse kaartspeler in een steeg. Met als gevolg dat er ook geen publiek onbehagen meer is over die bezetting. De staat Israël is dan ook een illusoire staat geworden, een staat die zich kenmerkt door ontkenning en verdringing.


Israël als schijndemocratie

De consequentie die Grossman aan dit alles verbindt, is dat Israël de kwalificatie 'democratie' niet meer waardig is. Formeel of in naam misschien nog wel, want er zijn nog steeds vrije verkiezingen in het land. Maar een 'echte' democratie beschermt de belangen van haar minderheden. En dat verzaakt Israël te enen male. Dat is bovendien iets waar het land van oudsher geen ervaring of traditie in heeft. Immers, de diverse groeperingen die nu de staat Israël vormen, hebben zelf altijd als minderheden in diaspora geleefd. In andere landen, verspreid over de hele wereld. Daar komt bij dat een bezettingsregime voor Grossman nooit een democratie kan zijn. Want zo'n regime brengt een hiërarchie aan in de waarde van mensenlevens.

Grossman geeft het Joodse volk dan ook als opdracht mee om te leren hoe een meerderheid te zijn. Welke plichten horen bij die verantwoordelijkheid? Overigens niet alleen naar de Palestijnen, maar ook naar bijvoorbeeld asielzoekers en mensen met een beperking.  


De schoonheid regeert

Er zijn best kanttekeningen bij dit boekje te maken. Zo vraag ik mij af of de beschouwingen van Grossman wel essays zijn. Daarvoor vind ik het zoekende en proberende karakter toch onvoldoende uit de verf komen. Zijn bijdragen zijn voor mijn gevoel opiniërend van aard. Verder had hij zijn verhaal in een bredere internationaal perspectief kunnen plaatsen. De uitholling van het onderwijs- en rechtssysteem bijvoorbeeld is niet alleen in Israël aan de orde. Maar ook in landen als de Verenigde Staten, Rusland, Hongarije en Polen. Zie daarvoor bijvoorbeeld ook het werk van Casper Thomas.

Maar wat overheerst bij het lezen van deze bundel, is de schoonheid. Zo schroomt Grossman niet om zich van zijn persoonlijke en kwetsbare kant te laten zien.
'Maar kijk, het schrijven heeft me de manier geleerd om enerzijds een angstaanjagend gevoel te ervaren van het niets, van een duik in verlies en de totale ontkenning van het leven, en anderzijds, tegelijkertijd, een scherp gevoel van vitaliteit, van de volheid van het leven en de bevestiging daarvan.
Ook na de ramp die ons gezin trof, toen we in een oorlog onze zoon Uri verloren, heb ik geleerd dat wat mij in staat stelt deze dualiteit aan te kunnen - de dualiteit van het niets en het zijn, volgens mij de essentie van het menselijk bestaan - de zo volledig mogelijke onderdompeling is in creatie, in kunst.' (pagina 84) 
Prachtig! Prachtig is ook zijn beschouwing over gelijkheid. Een en ander naar aanleiding van de ongelijkwaardige positie van de ultraorthodoxe joden die weigeren in dienst te gaan.
'Gelijkheid is het startpunt van burgerschap, niet het product ervan. Het is de aarde waaruit het burgerschap opgroeit.' (pagina 79)

Maar het allermooist is toch zijn verzoenende en milde houding naar de Palestijnen. Daarin is haat hem vreemd. De tragedie in het Midden-Oosten is volgens hem alleen te genezen als het lijden van de Palestijnen wordt verlicht. Deze houding getuigt niet alleen van verzoening en mildheid, maar ook van wijsheid. Hoeveel Israëlische schrijvers kunnen zich in deze traditie plaatsen?


Paul Strijp, 10 juni 2024 



dinsdag 5 maart 2024

De Graanrepubliek van Frank Westerman laat de keiharde en decennialange strijd van de landbouw in Oost-Groningen zien


BOEK

Frank Westerman  De graanrepubliek. Querido Fosfor, 36e druk. Amsterdam / Antwerpen, 2023.


De boeren tegen de arbeiders. En, minder heftig maar toch, tegen de natuur- en de waterwereld. Zie hier de twee belangrijkste conflicten in dit boek van Westerman. Een boek vol strijd en tegenstellingen. Slechts hoogstzelden slaat iemand een hand uit om die tegenstellingen te overbruggen. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek zijn de drie geslachten die Oost-Groningen, sommige al vanaf de negentiende eeuw, domineren. De eerste twee behoren tot de bezittende klasse en hebben ook nog eens politieke invloed, het geslacht Stek had geen bezit maar was wel bepalend voor de macht van het communisme. Eerst aan het einde van zijn boek kiest de auteur positie. En haalt dan snoeihard uit naar de boeren. Hij eist dat zij erkennen de arbeiders onrecht te hebben aangedaan. Dat massieve verwijt is toch wat ongenuanceerd en onvolledig.




Het Oldambt. Weleens van gehoord? Of van De Rode Driehoek? Oldambt was vroeger een streek, ook wel de Graanrepubliek genoemd. Tegenwoordig is Oldambt een gemeente in de provincie Groningen, op 1 januari 2010 ontstaan uit de samenvoeging van Scheemda, Winschoten en Reiderland. De Rode Driehoek lag in de Graanrepubliek en bestond uit de dorpen Finsterwolde, Midwolda en Beerta. Waarom rood? Omdat het communisme in deze dorpen welig tierde. Welnu, dit gebied vormt de habitat van het boek van Westerman.   



Het schijnt er heel bijzonder te zijn.
'Het land is zo naakt en zo weids dat je, turend door je oogharen, de kromming van de aarde kunt zien'. (pagina 16)

De selfmade adel tegen de proletariërs

De herenboeren tegen de landarbeiders. Dat is het meest basale conflict dat aan dit boek ten grondslag ligt. Westerman noemt de eersten selfmade adel. Herenboeren waren te beroerd om zelf de handen uit de mouwen te steken, zij gingen '....zonder rouwnagels of eelthanden' door het leven. Het zware werk lieten zij aan de arbeiders over.
'Het grootste deel van de Oldambster arbeiders bestond uit bezitlozen, proletariërs in de werkelijke zin des woords.' (p.26)

Onder de arbeiders heerste vaak woede. Over de tegenvallende oogst en de dito graanprijzen. En over de werkloosheid die een gevolg was van de voortgaande mechanisatie van de landbouw. Toch brak er op het platteland in Oldambt nooit een revolutie uit. Hoewel, rond 1890, had dat maar een haar gescheeld.

'Een nieuw oproer van vijftig keienkloppers in Finsterwolde markeerde het begin van 1892. (...) Het lukte ene Tjerk 'Travailleur' Luitjes om samen met Domela Nieuwenhuis het Oldambt naar het randje van de revolutie te dirigeren. Er moest met ijzeren vuist gestreden worden voor gelijkheid, propageerde Luitjes. (...) Avond aan avond werden er glazen ingegooid bij boeren, notarissen en ander rijkeluisvolk. (...)  De bijna-revolutie had de arbeiders in een religieuze extase gebracht. Het gemeste kalf zou geslacht worden, de boerderijen verdeeld, maar het heilig vuur doofde uit'. (pp. 47, 48, 51)

De boeren en arbeiders zouden tot diep in de twintigste eeuw geïsoleerd van elkaar leven en twee gescheiden werelden blijven. De verhoudingen met de natuurbeschermers en de vertegenwoordigers van de waterwereld waren minder beladen, maar zeker niet zonder spanning.


Van tractoren naar kano's en catamarans

De vondst van aardgas in Slochteren rond 1960 zorgde voor een ongekend economisch optimisme. De petrochemische fabrieken die in de Eemshaven zouden moeten verrijzen, maakten een ontsluiting van het achterland noodzakelijk. Het natuurgebied de Dollard zou daartoe ingepolderd moeten worden met dijken en sluizen. Maar daarvoor staken de natuurbeschermers, door Westerman de ondergangsprofeten genoemd, een stokje. Zij wilden de Dollard vrijwaren van elke menselijke invloed. Dat was zelfs de communisten te gortig.
" 'Het is onvoorstelbaar,' zegt Koert Stek. 'Maar kennelijk weegt de natuur zwaarder dan het belang van de mensen.' " (p.210)

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw maakte landaanwinning door de boeren plaats voor kunstmatige natuur. Het meer De Blauwe Stad was daarvan het meest tot de verbeelding sprekende symbool. Boeren werden recreatieondernemers. En verdienden voortaan hun geld met rondvluchten en cursussen voor parachutespringen, hun tractoren maakten plaats voor kano's en catamarans.

Maar de natuurbeschermers kregen concurrentie in de strijd om de macht. Gaandeweg werd de berging van het water, noodzakelijk in de strijd tegen de klimaatverandering, steeds belangrijker. Volgens Westerman verschuift de macht dan ook naar de waterwereld.

'Als puntje bij paaltje komt, trekt de dijkgraaf aan het langste eind (...)' (p. 281)

 Al die decennia hebben drie geslachten het agrarische leven in het  Oldambt en soms zelfs ver daarbuiten, tot in Europa toe, bepaald. Mansholt, Luitjen Tijdens en Stek.


Het geslacht Mansholt: Machers omwille van de onafhankelijkheid

Rationalisatie, reguleren, technocratie, moderniteit, sturen, nationaliseren, boerensocialisme, agrarisch protectionisme, zelfvoorzienende landbouw, onafhankelijkheid van de internationale markt, maakbaarheid. Trefwoorden die drie generaties Mansholt typeren. Met opa Derk, vader Bertus en zoon Sicco. De laatste schopte het het verst en werd ook internationaal bekend.

Begonnen als boer bood Sicco samen met zijn vrouw tijdens de oorlog onderdak aan de joden. En pleegde ook gewelddadig verzet tegen de Duitse bezetter. Daarna ging het snel met zijn carrière. Van waarnemend burgemeester van Wieringermeer en minister van Landbouw tot eurocommissaris voor de landbouw. In die hoedanigheid wilde hij de prijzen van de landbouwproducten van de Europese markt, kunstmatig hoger houden dan die van de wereldmarkt. Omdat hij Europa juist niet afhankelijk wilde maken van diezelfde wereldmarkt. Een en ander verwoordde hij in een tienjarenplan van vijfhonderd bladzijden, het Plan Mansholt. De essentie? Een reductie van het aantal boeren van tien naar vijf miljoen. De kleintjes onder de agrariërs die de vooruitgang toch alleen maar tegenhielden, moesten van hem in de industrie gaan werken.

De boerenprotesten tegen zijn plan waren niet van de poes. Ook de grote voedselverwerkers sloten zich hierbij aan. Zij hadden immers een groot belang bij instandhouding van de gesubsidieerde overproductie van voedsel en dus van hun aanvoer van goedkope grondstoffen. Het Plan Mansholt werd niettemin, zij het in aangepaste vorm, aangenomen. De uitvoering daarvan luidde tragisch genoeg, vanwege die ongekende overproductie, het einde van zijn eigen tijdperk in. De volgende fase in de Europese landbouwpolitiek kenmerkte zich juist door laissez faire. Aan het einde van zijn leven was Sicco Mansholt overigens geradicaliseerd tot een natuur- en milieulobbyist.


Het geslacht Luitjen Tijdens: de vleesgeworden herenboeren met verbindende kwaliteiten

Jacob, Boelo, Jan en weer Boelo. De naamdragers van de belangrijkste representanten van vier generaties Luitjen Tijdens. Over Jacob en Jan lezen we niet zo veel. Maar de beide Boelo's waren onbetwist herenboeren pur sang, echte tsaren van het graan. Maar dan wel -paradoxaal- tsaren met verbindende kwaliteiten.

Boelo senior, geestverwant van de socialist Domela Nieuwenhuis, wilde in 1886 een front smeden van boeren, burgers en arbeiders. Dat moest ten strijde trekken tegen de bankiers, speculanten en de adel. Een unicum voor een herenboer in die tijd. Zijn broeders-herenboeren zagen dat als een dwaling. De oude Boelo maakte dat goed door zich als lid van de Tweede Kamer te beklagen over de macht van de arbeiders in Finsterwolde. Dat leidde tot de staat van beleg in het Oldambt. Waarna hij door de herenboeren weer in de armen werd gesloten.

Kleinzoon Boelo kon in tegenstelling tot zijn opa geen sympathie opbrengen voor het socialisme. Dat liet onverlet dat hij zich na de oorlog bij de PvdA aansloot. Vanuit zijn overtuiging dat het nodig was om de tegenstellingen tussen liberalen en socialisten te overbruggen. Dat lidmaatschap bleek niet voor eeuwig. Begin jaren zestig stapte Boelo junior over naar de VVD. Hij stoorde zich aan het verwijt dat de herenboeren de arbeiders zouden hebben uitgeperst. Maar juist toen bleek ook zijn verbindend vermogen. In 1965 schreef hij een -wat de auteur noemt- klasse-overstijgende brief. Met het doel om de communisten achter zijn plan voor de inpoldering van de Dollard te scharen. Een welbegrepen eigenbelang dus, maar volgens de auteur toch een zeldzame handreiking.


Het geslacht Stek: dragers van het succes van het Oost-Groningse communisme

Wie Stek zegt, zegt communisme. De bekendste namen in dit geslacht zijn Luppo en Koert, de jongste van de vier kinderen van Luppo.

Luppo was held en anti-held. Een held voor de communisten, het tegendeel voor de boeren die hem als een stoker zagen. Hij werd vooral bekend door de staking die hij in 1928 en 1929 voorbereidde, de langste uit de geschiedenis. Verder werd de man omgeven door tragiek. Zo werd hij meermalen werkloos, onder andere toen de regering in 1933 een commissaris naar Beerta stuurde en Luppo zijn baan als wethouder verloor. Ook kwam hij tragisch aan zijn einde bij de arrestatie van de twintig actiefste communisten door de Duitsers.

Zijn zoon Koert was minder met het noodlot behept. Raadslid van Beerta, leerling van het Sovjet-regime in Moskou en CPN-gedeputeerde in Groningen. Koert was ook minder omstreden, zo kon hij goed overweg met Boelo Luitjen Tijdens junior. Beiden vonden elkaar in hun gemeenschappelijke belangen bij de inpoldering van de Dollard. Dat type relaties heeft Luppo nooit gehad. De loopbaan van Koert liep parallel met de ondergang van de landelijke CPN en de ineenstorting van het internationale communisme. Maar ook met de ongekende successen van het communisme in Oost-Groningen. Zoals de absolute meerderheid in de raad van Beerta en de monsterzege bij de daaropvolgende verkiezingen. 


Wat ongenuanceerde slotkritiek

En net als het boek toch een beetje als een nachtkaars dreigt uit te gaan, komt Westerman bij des poedels kern.
'Dit raakt aan de kern van wat de graanrepubliek nu eigenlijk is: een vrijstaat van boeren die niet alleen neerkeken op hun landarbeiders, maar ze ook nog eens zo onmenselijk behandelden, als horigen, dat het tijd wordt voor erkenning van het aangedane onrecht'. (p.301)
Zo, die zit. Pats, boem. Zoals een bokser geheel onverwachts een linkse directe kan plaatsen. Onverwachts, omdat Westerman nergens eerder in het boek positie heeft bepaald. Je voelt wel zijn sympathie voor de arbeiders, maar dit verwijt is toch wat ongenuanceerd. Waarom alleen de herenboeren aangepakt? En waarom niet de voedselverwerkers? Die hadden toch ook boter op hun hoofd? Om nog maar te zwijgen over de waterwereld. Die krijgt van de schrijver het verwijt aan een klimaatobsessie te lijden. Hadden haar vertegenwoordigers dan ook niet in de epiloog een draai om hun oren verdiend? En als we dan toch bezig zijn: had Westerman bij die veroordeling van de herenboeren geen uitzondering kunnen maken voor Boelo Luitjen Tijdens junior? De beste man had misschien wat bijzondere trekken, zo hield hij wel van een glaasje, maar zijn verbindende kwaliteiten staan buiten kijf.


Verzuiling avant la lettre

Voor het overige heb ik op dit boek niets aan te merken. Meeslepend geschreven, boeiende historische context, mensen van vlees en bloed, bruikbaar voor een goed begrip van de actuele boerenconflicten. Het boek is niet voor niets een klassieker. En beleeft 25 jaar na uitgave zijn 36e druk!

Wat bij mij het meest blijft hangen? Dat is het beeld van de Graanrepubliek als een verzuilde maatschappij avant la lettre. Drie zuilen waarvan de topmensen ondanks alle verschillen, goede contacten met elkaar onderhielden omwille van het behartigen van hun eigen belangen. Boelo senior met Derk Mansholt, Boelo junior met Sicco Mansholt, Koert Stek met Boelo junior. Zo heeft de Graanrepubliek misschien toch nog wel, zij het onbedoeld en ondanks alle conflicten en tegenstellingen, model gestaan voor een succesvol Nederlands naoorlogs harmoniemodel.

Paul Strijp, 5 maart 2024