BOEK
Benoit Wesly. Wat vooraf gaat wordt vervolgd. Uitgeverij Leon van Dorp. Tekstnotatie en redactie: Peter Pluymen. Druk: Grafistar. ISBN 9789090381572.
Vreselijk beroerde familieomstandigheden bij zijn geboorte. En dan ook nog eens een brute ontvoering op latere leeftijd. Het leven heeft Benoit Wesly bepaald niet gespaard. Toch bleef hij altijd overeind. Meer dan dat zelfs. Als familie- en als gevierd zakenman, als prominent vertegenwoordiger van de Joodse gemeenschap in Limburg en als publiek figuur met toegang tot invloedrijke netwerken. Maar op successen laat hij zich niet voorstaan. Geen zelfverheerlijking dus, wel een alleszins lezenswaardige autobiografie die van kwetsbaarheid, wijsheid en levenservaring getuigt. Kritiek op het boek heb ik niet, wel vind ik het jammer dat Wesly een aantal vragen en kwesties laat liggen of niet uitdiept.
Wesly komt in 1945 in Maastricht ter wereld als oudste zoon van een Joods gezin. Zijn start kenmerkt zich door buitengewoon beroerde familieomstandigheden.
'Wanneer mijn papa en mama, na de bevrijding van Maastricht, in hun woonplaats terugkeren, hebben zij het volgende te verhapstukken. Van de meer dan ooit, uit ongeveer vijftig leden bestaande familie Wesly, zijn alleen zij en hun dochter Leni nog in leven. Hun zoon Leon is, na verraad, opgepakt en in Auschwitz vergast. Al hun bezittingen zijn door de bezetter in beslag genomen.' (p.34)
Zijn vader verdiende de kost als veehandelaar en grossier in vlees. Wesly maakt geen melding van de werkzaamheden van zijn moeder. Maar in het katholieke Maastricht van na de oorlog is het aannemelijk dat zij het huishouden bestierde en het grootste deel van de opvoeding van de kinderen voor haar rekening nam.
Tot zover de feiten. De emotionele last daarvan manifesteert zich voor Wesly op twee fronten. Op het verlies van zijn broer Leon en op de moeizame relatie met zijn vader.
Een overleden broer als overlevingsmechanisme
'Wat daarbij wel en altijd weer een rol speelt, zijn gedachten aan mijn in de Tweede Wereldoorlog vermoorde familie en mijn broer Leon in het bijzonder. Aan wat ze in de kampen moeten hebben meegemaakt; aan wat er in de laatste minuten van hun leven door hun hoofden kan zijn gegaan. Vraag me niet hoe zoiets werkt, maar op de een of andere manier werkt dat voor mij troostend en helend.' (p.29)
Een overleden broer als overlevingsmechanisme. De bespiegelingen die Wesly aan hem wijdt, zijn prachtig. Leon staat symbool voor een tere en gevoelige kant, voor behoefte aan erkenning en schouderklopjes en aan energie en zelfvertrouwen, voor het speelse en onaangepaste en voor overgevoeligheid voor onrecht. Precies de karaktertrekken die Wesly zichzelf toedicht.
'Ik heb hem postuum geadopteerd en hij woont bij me in. Zijn aanwezigheid is zowel noodzakelijk als confronterend.' (p.49)
Een vader als autoritair staatshoofd
De relatie van Wesly met zijn vader was ronduit moeizaam.
'Mijn vader heeft, voor zover ik het nu kan beoordelen, besloten mij te harden. In hoeverre dat een bewuste keuze is geweest, weet ik niet. Maar ik denk dat hij van mening was dat een gepantserde huid en een dikke laag eelt op mijn ziel mij resistent en immuun zouden maken tegen ..... Tja, tegen wat eigenlijk? Ik vermoed tegen het leed en het verlies en alle daarmee samenhangende, onbeantwoorde en kwellende vragen in mijn vaders hoofd en hart.' (p. 38)
Het gevolg van deze opvoedingsstijl was non-communicatie. Beiden voerden geen echte gesprekken. Wesly ontving, zelfs op het sterfbed van zijn vader, alleen instructies. Geen complimenten. Die kreeg hij wel van zijn moeder. In de laatste zin van het citaat hierboven klinkt ook nog wel een zeker begrip voor zijn vader door. Zoals hij ook stelt dat er verlies bestaat dat te groot is voor een mens. Wesly toont zich mild jegens zijn vader.
Deze gemankeerde vader-zoon-relatie heeft hem rijp gemaakt voor het zakenleven. Ooit werken voor een baas? No way! En dat leven heeft hem bepaald geen windeieren gelegd. Wat droeg, behalve die hang naar onafhankelijkheid, nog meer bij aan zijn succes?
'Maar ik heb in mijn leven een aantal flinke projecten alleen maar kunnen realiseren door vooral goed te luisteren naar een aantal geweldige adviseurs.' (p.25)
Luisterend vermogen als succesfactor dus. Dat moet bij Wesly dan wel heel groot zijn geweest, want reeds op zijn 42e was hij financieel onafhankelijk. Zijn successen passeren de revue, maar alleszins bescheiden. Wesly benoemt ze, maar van pocherij is geen moment sprake. Wel van iets anders, namelijk een zeker dedain jegens de publieke sector. Hoe zit dat?
Die publieke sector, die kan er niets van
Wesly ergert zich regelmatig. De ene keer omstandig, dan weer tussen de regels door. Hij stoort zich aan lange wachttijden bij de politie, aan een herinnering om een boete van 2,40 euro te voldoen en aan de bureaucratisering in de zorg. Wat een contrast met de commerciële sector en de horeca in het bijzonder, benadrukt hij regelmatig.
Breek hem de bek niet open over bijvoorbeeld de gemeente Maastricht. Wesly bespreekt een aantal aanvaringen met het gemeentebestuur. En het moet gezegd, die doen de wenkbrauwen fronsen. Er hangt vaak een luchtje van niet-integer handelen omheen. Overigens is het opvallend dat hij geen melding maakt van de afwijzing die hij ontving bij zijn sollicitatie naar het ambt van burgemeester. Daar heeft hij eerder namelijk publiekelijk wel zijn ongenoegen over laten blijken.
En hoewel hij en passant de voorbeeldige organisatie van Koningsdag 2022 door de gemeente Maastricht noemt, voorwaar toch een huzarenstukje, komt hij met een massief verwijt. Overheden lijden volgens Wesly aan een gebrek aan competentie. Dat is toch echt te boud. Er gaat veel mis bij overheden, te veel, zeker. Maar de overheid is te groot en te gedifferentieerd voor zo'n generieke uitspraak. Er zijn ook onderdelen die, gegeven de huidige complexe maatschappelijke omstandigheden, naar behoren functioneren. Om een paar voorbeelden te noemen. Staatsbosbeheer, het Centraal Justitieel Incassobureau, de gemeente Utrecht.
Schurende maar onbeantwoorde vragen
Wesly toont zich op meerdere plaatsen in het boek kwetsbaar. Hoewel hij ermee worstelt, erkent hij bijvoorbeeld ijdel te zijn. Die kwetsbaarheid is één van de sterke kanten van het boek. Zo stelt hij zich ook de vraag: al dat harde werken en al die zakelijke successen, waar zijn die eigenlijk goed voor geweest? Hij formuleert de vraag nog directer: heb ik wel eigenlijk wel geleefd? En heb ik wel voldoende tijd en energie gestoken in mijn huwelijk, de opvoeding van mijn kinderen en mezelf?
Als lezer denk je dan: now we are talking. Dit zijn de echte, de schurende vragen. Moedig dat Wesly deze opwerpt. Vanuit een autobiografisch oogpunt is het jammer dat hij juist deze vragen vervolgens niet of slechts sporadisch beantwoordt. Zijn boek had met antwoorden op die vragen aan kracht kunnen winnen.
Jodendom en de staat Israël
Wesly veronachtzaamt zijn Joodse wortels niet. Uitvoerig besteedt hij aandacht aan de Joodse geschiedenis en religie en aan de staat Israël. Ook dat geeft zijn boek een interessante verdieping.
De Joden treft vaak het verwijt dat zij verantwoordelijk zijn voor de moord op Jezus Christus. Dat verwijt ligt volgens hem ten grondslag aan alle vooroordelen jegens de Joden die zich in de eeuwen daarna hebben gevormd. In dat licht toont hij zich ronduit pessimistisch. Het antisemitisme is volgens Wesly nog steeds levend, een volgende holocaust sluit hij zelfs niet uit. Sic!
Buitengewoon kritisch is hij op de staat Israël. Hoe graag hij ook in het land zelf verblijft, de aantasting van de rechtsstaat en de aantasting van de positie van de minderheden door het Israëlische kabinet baren hem grote zorgen. Wat te denken van onderstaande passage?
'Veel Palestijnse mensen die in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever of in de bezette gebieden leven, zijn voor hun werk afhankelijk van Israël. Dagelijks steken ze de grens over om 's avonds weer naar hun huizen terug te keren. Israël bewaakt die grenzen streng. Ik heb de grenscontroles bij Gaza wel eens gezien. Ik schaamde me dood. Ze zijn ronduit vernederend. Iedere dag staan die mensen twee keer twee uur in de rij. Vaak in de brandende zon.' (pp. 166-167)
Wesly werpt zich op als een pleitbezorger van de dialoog tussen Joden en Palestijnen. Een mooie rol! Hij doet mij denken aan de Israëlische schrijver David Grossman.
Wat blijft hangen
Welk beeld van Wesly blijft achter na het lezen van dit boek?
Een ondernemer die zich niet op zijn successen laat voorstaan. Een man met een groot maatschappelijk hart, gedreven door zijn Joodse achtergrond. Een man ook die open en leergierig in de wereld staat, die de dialoog als Leitmotiv voert. En verder beschikt over een ongekende mentale weerbaarheid. De ontboezemingen over de ontvoering die hem in 2019 trof, gaan door merg en been. Wesly, op dat moment de 70 ruimschoots gepasseerd, kwam er weer bovenop.
We hadden hem nog beter leren kennen als hij ook iets van zijn blunders, zijn allergrootste 'bloopers' had laten zien. Want die zal hij toch ook vast gemaakt hebben? En daarvan zal ook hij toch het meest hebben geleerd. Of vormen die fouten zijn grote blinde vlek?
Maar het mooist van alles is toch wel dat Wesly altijd een kind is gebleven. Un Mestreechs menneke. Dat zich, voortkomend uit een gebrek aan aandacht tijdens zijn jeugd, gestreeld voelt door media-aandacht en complimenten. Een kind dat het geweldig vindt dat Frans Timmermans hem 'vriend' noemt. En dat geniet van zijn ontmoetingen met de 'groten der aarde'. Zoals André Rieu, Yasser Arafat en koning Hoessein van Jordanië. Wesly ontkent deze gevoeligheid overigens niet en schaamt zich er evenmin voor.
Een hoofdstuk gewijd aan de groten der aarde roept onvermijdelijk de vraag op: en waarom komen de 'gewone stervelingen' niet aan het woord? Zeker in zijn bestuurlijke functies voor Joodse organisaties moet hij toch ook indrukwekkende ontmoetingen met Joodse mensen hebben gehad. Nu blijft het bij een eerbetoon aan Petronella 'Nelly' Kochmann - Eymael, de schoonmoeder van André Rieu. De lezer blijft zitten met de vraag: wat zegt dit over Wesly? Gewoon toeval dat hij geen aandacht besteedt aan de gewone mensen? Of vindt hij beroemdheden interessanter?