BOEK
Francis Fukuyama Het liberalisme en zijn schaduwzijden. Verdediging van een klassiek ideaal. Vertaald door Frans Reusink. Uitgeverij Atlas Contact. Amsterdam/Antwerpen. Tweede druk, augustus 2022.
Zijn kritiek op het liberalisme is niet mals. Géén inhoud, een geestelijk vacuüm, géén gemeenschappelijk moreel perspectief. Diskwalificaties die er allemaal niet om liegen. Toch werpt Fukuyama zich op als de verdediger van datzelfde liberalisme. Waarom? Omdat er naar zijn mening geen beter alternatief is. Zijn boek leest dan ook als een defensief, bij-gebrek-aan-beter essay. Dat is meeslepend geschreven en uitvoerig onderbouwd. Het lastige is dat Fukuyama zijn verdediging niet systematisch opbouwt. Dat maakt haar moeilijk te beoordelen. Daar komt bij dat veel van zijn oplossingen 'dun' of helemaal niet zijn uitgewerkt. Het boek laat dan ook een oppervlakkige indruk achter.
Foto Fukuyama aan binnenzijde van flap aan achterkant boek
Van tolerantie naar tolerantie, economische groei, waardigheid en autonomie
Fukuyama begint zijn verhaal keurig met een conceptueel en historisch perspectief. Wat is het liberalisme precies en hoe heeft zich dat ontwikkeld? De oorsprong ligt bij het klassieke liberalisme. Dat ontstond in de tweede helft van de zeventiende eeuw en stelde gelijke rechten, wetgeving en vrijheden centraal. Haar meest fundamentele principe was tolerantie. Het klassieke liberalisme heeft volgens Fukuyama tot doel om de diversiteit in de samenleving vreedzaam te organiseren. Vrij vertaald: om te voorkomen dat al die verschillende mensen elkaar de hersens in slaan.
Met haar dóórontwikkeling werd dat oorspronkelijke liberalisme steeds minder klassiek. Het latere liberalisme verwijst volgens de auteur naar wetgeving: het geheel van regels dat tot doel heeft om de uitvoerende macht in de tang te houden. Voor Fukuyama vormt het liberalisme met de democratie en de moderne staat een heilige drie-eenheid. Deze kan ervoor zorgen dat mensen niet alleen vreedzaam samenleven, maar dat ook hun waardigheid en autonomie beschermd en de economische groei gestimuleerd worden.
In zijn bespreking van de latere verschijningsvormen van het liberalisme heeft Fukuyama het ook over haar tekortkomingen. En daar begint het te wringen. Immers, tekortkomingen manifesteren zich altijd in een politieke of maatschappelijke context. Anders geformuleerd: wat is het vraagstuk of probleem waaraan het liberalisme in deze context had moeten bijdragen? Met het antwoord op deze vraag komt de auteur rijkelijk laat, op meer dan driekwart van het boek, op de proppen. Dan blijkt dat hij vooral de interne verdeeldheid van de samenleving en de starheid van de instituties als problematisch ervaart. Zijn diagnose van het liberalisme gaat dus aan zijn maatschappelijke en politieke probleemanalyse vooraf. Dat is wat ongemakkelijk.
Fukuyama richt zijn pijlen vervolgens op twee extreme vormen van liberalisme die aan het einde van de twintigste eeuw aan het firmament verschenen: het neoliberalisme en de identiteitspolitiek.
Sociale ongelijkheid door neoliberale dwalingen
Het neoliberalisme gelooft sterk in de vrije markt. Deze zou de economische groei stimuleren en zorgen voor een efficiënte verdeling van middelen. Echter, volgens Fukuyama heeft het neoliberalisme haar uitgangspunten tot het uiterste doorgevoerd. Daarmee is zij irrationeel geworden. Bovendien is een aantal van haar uitgangspunten volgens hem onjuist. Zoals de aanname dat mensen primair handelen als individuen. Niet waar, stelt de auteur. Mensen maken voortdurend een afweging tussen een materieel eigenbelang en immateriële waarden.
Het resultaat van al die neoliberale dwalingen? Een ongekende sociale ongelijkheid rond het jaar 2010.
Grenzen aan de autonomie van de identiteitspolitiek
Vee liberale samenlevingen zijn gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse filosoof Rawls (1921 - 2002). Met zijn theorie over de rechtvaardigheid toonde deze zich mild jegens de medemens. We mogen niet te hard oordelen over diens levenskeuzes en karakter. Deze zijn namelijk afhankelijk van te veel toevalligheden. Zoals bijvoorbeeld een verstikkende sociale controle. Dat mag allemaal waar zijn, riposteert Fukuyama. Maar daarmee heeft Rawls de autonomie en de vrije keuze van de mens te absoluut gemaakt. Autonomie komt groepen toe, niet individuen. Rawls overschat volgens hem de menselijke rationaliteit.
Daarmee maakt de op Rawls gebaseerde identiteitspolitiek de verwezenlijking van het liberalisme voor Fukuyama onmogelijk. Ook de overige kritiek die deze politiek op het liberalisme heeft, variërend van haar morele alomvattendheid tot haar verbondenheid met roofzuchtige vormen van het kapitalisme, zijn voor Fukuyama te kort door de bocht. Allemaal associatieve kritiek, maar zeker géén kritiek die aantoont dat de liberale leer niet deugt.
Het liberalisme bij gebrek aan beter
Na het neoliberalisme en de identiteitspolitiek gefileerd te hebben, haalt Fukuyama opgelucht adem. Beide zijn met hun kritiek immers gericht op de interpretatie van het liberalisme, niet op haar ideeën zelf. Daarmee treft die kritiek volgens hem geen doel. Een beter alternatief voor het liberalisme is er voor hem eenvoudigweg niet. Wel dicht hij datzelfde liberalisme een zekere leegte toe: géén inhoud, een geestelijk vacuüm, géén gemeenschappelijk moreel perspectief. Deze kan alleen maar gedicht worden door het liberalisme aan de democratie te koppelen. En juist dat heeft het liberalisme volgens Fukuyama in het verleden gedaan. Daardoor was zij in staat om zichzelf te corrigeren en zich te bevrijden van de door de markteconomie veroorzaakte ongelijkheid.
Voorzijde flap om boek
Alle ballen op het liberalisme, maar hoe?
Fukuyama vervolgt zijn verdedigingstocht door een keur aan onderwerpen de revue te laten passeren. Van kennisverwerving tot technologie, privacy en de vrijheid van meningsuiting. Wat betoogt hij daarbij?
Het moderne liberalisme heeft zich altijd verbonden gevoeld met de natuurwetenschappen. Deze had zij nodig in haar verdediging tegen de religie. De wetenschap immers is bij machte om herhaalbare resultaten te genereren, de godsdienst niet. Maar diezelfde wetenschap had weinig oog voor de verborgen machtsstructuren die inherent zijn aan haar taal en woorden. Voor die kritiek toont de auteur zich gevoelig. Nou ja, gevoelig? Eigenlijk is die kritiek niet specifiek op het liberalisme gericht, betoogt hij. Maar veeleer op de gehele wetenschappelijke traditie van de Verlichting.
De moderne technologische ontwikkelingen zetten alles op zijn kop. Zoals bestaande hiërarchieën en de privacy. Ook komen er plots kunstmatige machtsconcentraties die de verspreiding van het vrije woord belemmeren. De oplossing van Fukuyama is ook hier weer het herstel van het normatieve raamwerk van het liberalisme. Maar hoe binnen dat kader een persoonlijke zone rondom elk individu de uitholling van privacy moet tegengaan? En hoe dat raamwerk de machtsconcentraties moet bestrijden? In de uitwerking van zijn voorstellen blijft Fukuyama stil.
Dunne oplossingen
Te hooi en te gras strooit de auteur met voorstellen en oplossingen. Het reguleren van diversiteit, het voorkomen van geweld, het koesteren van patriottisme en culturele traditie, het koppelen van liberalisme aan democratie, een persoonlijke zone rondom elk individu in de strijd tegen de uitholling van de privacy. Oplossingen die hij -met uitzondering van de koppeling aan democratie- niet of mager uitwerkt. Dat tekort doet zich met name aan het einde van zijn boek gelden.
Daar voert hij plots het begrip 'matiging' ten tonele. Dat zou de sleutel zijn voor de heropleving en zelfs het voortbestaan van het liberalisme. De lezer blijft zitten met de vraag: matiging? Wat nou, matiging? Matiging als Aristotelische deugd en als tegenhanger van de doorgeslagen autonomie? Dat had dan toch een substantiële uitwerking verdiend.
Dit boek is lezenswaardig, maar laat toch ook een oppervlakkige indruk achter.
Paul Strijp, 28 december 2022