BOEK
Jos de Mul Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0 Stichting Maand van de Filosofie en Jos de Mul, 2014.
Het is niet
ondenkbaar dat uw nakomelingen in een verre toekomst een
liefdesrelatie hebben met een robot. Het is evengoed voorstelbaar dat hun
hersenen gekoppeld zijn aan die van een ander persoon. Of
dat ze over genen beschikken waarvan de ongewenste eigenschappen zijn verwijderd.
Toekomstmuziek, science fiction? Wie zal het zeggen? Toch laat Jos de Mul zien dat
dergelijke toekomstbeelden minder onwaarschijnlijk zijn dan we denken. Immers,
de techniek heeft van oudsher invloed op de ontwikkeling van de natuur. Door de
hedendaagse informatierevolutie zal die invloed zich versneld doen gelden. Er is geen
ontsnappen meer aan, zo houdt de auteur ons voor. Juist in die onvermijdelijkheid schuilt het
huiveringwekkende van zijn boek.
Redenering
in een notendop
De Mul
neemt zijn vertrekpunt bij Nietzsche. Die stelde dat de mens met iedere grote
technologische en culturele innovatie óók zichzelf verandert. Zo'n proces van
zelf-transformatie maken we op dit moment volop mee. Moderne technologieën
versmelten met elkaar en met de mens. Zij grijpen direct in ons genetisch
materiaal in. De mens is dan ook, zo postuleert De Mul, als eerste soort in staat om zijn eigen evolutionaire
opvolgers te scheppen.
Die
opvolgers worden dus niet voor hem gecreëerd. Neen, aan dat proces werkt hij actief mee. Volgens De
Mul is dat een illustratie van het feit dat niet de natuurlijke selectie (de
grondslag van de evolutietheorie van Darwin), maar juist de kunstmatige
selectie de motor van de evolutie is. Wie zich het best kan
bedienen van wapens, werktuigen en communicatiemiddelen heeft de grootste kans
op overleving. Dat is volgens De Mul overigens niets nieuws, maar al een realiteit
sinds de overgang van de archaïsche Homo sapiens naar de hedendaagse mens.
Plessner
Voor de
theoretische onderbouwing van zijn verhaal sluit De Mul aan bij Plessner. Om vervolgens ook weer afstand van hem te nemen.
Plessner was een bioloog, filosoof en socioloog die een kleine honderd jaar geleden zijn belangrijkste werken publiceerde. De mens heeft volgens Plessner een excentrische positionaliteit. Dat betekent dat de mens niet alleen leeft, hij beleeft dat leven ook. En in tegenstelling tot het dier heeft de mens ook nog eens een keer weet van dat beleven. Dat bewustzijn nu is voor hem ondraaglijk. De mens wil dan ook ontsnappen.
Plessner was een bioloog, filosoof en socioloog die een kleine honderd jaar geleden zijn belangrijkste werken publiceerde. De mens heeft volgens Plessner een excentrische positionaliteit. Dat betekent dat de mens niet alleen leeft, hij beleeft dat leven ook. En in tegenstelling tot het dier heeft de mens ook nog eens een keer weet van dat beleven. Dat bewustzijn nu is voor hem ondraaglijk. De mens wil dan ook ontsnappen.
Op dat punt neemt De Mul afstand van Plessner. Hij accepteert juist het lijden van de mens. Hoewel ook hij zich niet al te optimistisch toont over de bijdrage van alle technologische ontwikkelingen aan het menselijk geluk, wil hij wel blijven genieten
van de momenten van verwondering en verrukking. Maar een ondraaglijkheid van
dit nieuwe moderne bestaan? Neen, daarop zul je De Mul niet betrappen.
Drie toekomsten
Al deze
inzichten laat De Mul uitmonden in drie toekomstbeelden, drie scenario’s. Deze
dienen gelezen te worden als mogelijke, denkbare werelden. Die werelden
construeert De Mul op grond van wat hij vandaag de dag al observeert in
verschillende wetenschappelijke domeinen. Die domeinen zijn: de
neurotechnologie, de biotechnologie en de robotica. Elk van die domeinen ligt
ten grondslag aan één van de drie scenario’s.
Het eerste scenario
brengt de menselijke cognitie op een hoger plan. Dat gebeurt door de koppeling
van het menselijk brein aan computernetwerken. Het verrassende in dit scenario
is dat het brein dat netwerk aanstuurt, maar op zijn beurt zelf ook aangestuurd
wordt. De techniek laat zich dus niet alleen sturen, maar ontwikkelt zelf ook een eigen wil en agenda.
In het
tweede scenario ontwerpt de wetenschap nieuwe levensvormen. Vanuit een ethisch
perspectief is dit scenario het meest discutabel, er is immers sprake van een
ingreep in het menselijk leven. De toepassingen liggen in de sfeer van de groene
technologie en de verbetering van het erfelijk materiaal van de mens.
Het derde
scenario tot slot creëert geheel nieuwe kunstmatige levensvormen. In dit
toekomstbeeld figureren robots met een bewustzijn, gevoelens en een vrije wil.
Die jagen de mens de stuipen op het lijf. De mens immers is als de dood dat de robots
het roer van de evolutie overnemen.
Mijn commentaar
Op pagina 70
verklaart De Mul de titel van zijn boek.
"Voor zover de eigenschappen van de mens die tot technisch ingrijpen in zijn eigen natuur hebben geleid, zelf de resultante zijn geweest van natuurlijke selectie, kan de mens worden aangeduid als een wezen dat kunstmatig van nature is."
Vier pagina’s verder blijkt dat ook Plessner de mens als zodanig kwalificeert. Mijn vraag is: wat is de precieze betekenis van de aanduiding van nature?
Kunstmatig van nature, ik heb er moeite mee. Uit het
citaat hierboven blijkt immers dat die titel aan de orde is voor zover die
kunstmatigheid is komen boven drijven
in het proces van natuurlijke selectie. Mijn reactie zou dan zijn: in dat geval
is die kunstmatigheid er juist niet van nature. Van nature lijkt mij te staan voor: van oorsprong en in eerste aanleg aanwezig. Kunstmatig verworven had mij dan ook een
passender titel voor dit boek geleken.
De Mul neemt
wijselijk geen positie in. Hij laat zien wat de verschillende
ontwikkelingsrichtingen voor de menselijke soort zijn. Daarbij onthoudt hij
zich van commentaar. Ook valt hij moeilijk te betrappen op een impliciete persoonlijke
voorkeur voor één van de scenario’s. In dat opzicht toont hij zich een
voorbeeldig wetenschapper.
Toch mis ik
iets: een antropologisch beoordelingskader. Hoe moet je elk van die toekomstige
werelden nu waarderen vanuit een filosofisch perspectief? Er zijn vast meerdere
antropologische scholen van waaruit je naar die werelden kunt kijken. Daaraan
had De Mul méér ethische dilemma’s kunnen koppelen. Die stipt hij nu een
enkele keer aan en dan creëert hij een mooie spanning. Zoals de
ethische vraag die hij formuleert in het scenario van de nieuwe
levensvormen. “Moeten we iets doen als de
natuur het zelf ook bedacht zou kunnen hebben?”
Dyson
Een punt van
kritiek in de marge tot slot is dat De Mul in datzelfde scenario wel erg veel pagina's
wijdt aan de opvattingen van Dyson, een gezaghebbend en wereldberoemd
onderzoeker aan het Institute for Advanced Study in Princeton. Die aandacht is
wat disproportioneel. De Mul steekt zijn bewondering voor deze man niet onder
stoelen of banken.
Eindoordeel
De Mul heeft
een knap overzichtswerk geleverd van de hedendaagse ontwikkelingen in de neuro-
en biotechnologie en de robotica. Dat heeft hij gekoppeld aan een prikkelend
visionair verhaal. Vooral de robots die tot liefde, seks en vriendschap in
staat zijn, laten je niet meer los. Zeker niet als je bedenkt dat die robots in
sommige delen van de wereld nu al geen toekomstmuziek meer zijn. Met andere
woorden: er schuilt een zekere onvermijdelijkheid in dit boek. De boodschap van
De Mul is: “Beste mensen, twijfel niet.
Het gaat die kant met de mens op. We weten alleen nog niet precies welke richting en wanneer”.
Tezelfdertijd belooft hij ons geen gouden bergen van voorspoed en geluk, maar houdt hij ons voor dat
het menselijk tekort altijd zal blijven bestaan.
Juist door
die boodschap is Kunstmatig van nature een
huiveringwekkend en beklemmend boek.